OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 5
(1986)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| ||||||
Het raadplegen van een geestenmeester
| ||||||
[pagina 56]
| ||||||
van de cultus af, reden waarom ik hem vergezel, want ik had toen al meerdere loekoe 's bijgewoond en hij nog geen. Hij is getrouwd, maar zijn vrouw heeft hem verlaten en is met hun kinderen naar Nederland vertrokken. Hij heeft nu (voorlopig) een vaste vriendin, die echter niet in zijn huis woont. De verhouding met haar is niet al te best; soms zien ze elkaar een hele tijd niet. Hij erkent, dat hij niet altijd gemakkelijk is voor zijn partner. Op het kantoor waar hij werkt, ligt hij niet goed bij zijn superieuren. Het contact met hen loopt meestal verkeerd af. Hij schrijft het voor een deel toe aan zijn gebrek aan zelfvertrouwen. Zeer waarschijnlijk heeft zijn vriendin, die hij in februari 1982, wanneer de loekoe plaatsvindt, al een tijd niet meer gezien heeft, zijn ring meegenomen. We praten erover wat ermee gebeurd kan zijn. We denken aan de mogelijkheid dat zij hem naar een bonoeman gebracht heeft, om hem langs die weg te beïnvloeden. Noch ik noch hij hebben over dit alles tevoren met Walter gesproken. Als deze hem al kende, wat niet waarschijnlijk is, dan toch niet van nabij. De consultant had nog nooit van hem gehoord. De vierde die aanwezig was, was de vrouw van Walter. Zij trad op als tolk. Vandaar voor haar het siglum T. Ofschoon ze het werk al jaren doet, verklaarde ze haar door een geest (hier Fransi en daarom als F. aangegeven) bezeten echtgenoot niet steeds te verstaan. De consultant is C. en ikzelf S. (schrijver). De bandopname werd gemaakt met toestemming van alle betrokken partijen. De inhoud kunnen we als volgt verdelen: A. Officiële deel Alleen A is opgenomen en is bijna 5/8 van de tekst. Het totaal had een duur van zeventig minuten. Het onderstaande is in zoverre een verbatim, dat vrijwel alle woorden van Fransi zijn opgenomen. De vertaling door T. in het Creools, soms in het Nederlands, is alleen dan vermeld wanneer zij aan deze weergave iets toevoegt als interpretatie of commentaar. Het vaststellen van de oorspronkelijke tekst was bijzonder tijdrovend. F. praat soms ineens heel vlug of onduidelijk of zacht. Zoals steeds bij zulke opnamen zijn er storende geluiden van buiten. F. en T. vallen elkaar nogal eens in de rede, waardoor beiden dan slechts gedeeltelijk verstaanbaar zijn. Er zijn tientallen uren besteed aan het afdraaien van de cassette voor beurtelings F., T. en een bij de loekoe niet aanwezige helper van Walter om de woorden en hun juiste betekenis vast te stellen. Maar zoals in alle andere door mij gemaakte opnamen blijven ook hier hiaten. Het linguïstische aspect van deze loekoe is hier niet aan de orde. Maar voor een goed begrip van het volgende wijzen we toch al vast op enkele eigenaardigheden. Het gesprokene is een onbeholpen en gebrekkig Creools doorspekt met een aantal Caraïbse en andere vreemde woorden. Opvallend is het overvloedig en overbodig gebruik van een aantal partikels, met name foe en na. Het meest voorkomende woord is mati. Vrijwel ieder deel van een zin wordt ermee afgestopt. Ik heb het in dat geval afgekort tot m. Voluit werd het gedrukt, wanneer het onderwerp, lijdend voorwerp enz. was. Het kan dan ieder levend wezen aanduiden: de consultant, diens vrouw, zijn collega's, de Winti's, een andere bonoe enz. Men begrijpt, dat dit zeer verwarrend werkt. Wanneer ik geen nadere toelichting geef, is de consultant bedoeld. Fransi gebruikt woorden en klanken welke niet voorkomen in het gewone Creools. We kunnen daarom het spellingssysteem van 1960 daarop niet toepassen. Zo zou kamperoso verkeerd zijn, want F. spreekt de eerste o niet uit als in oso doch maakt die lang; vandaar kamperooso. Ook zou hij niet zeggen ‘Mi de boen’, maar de e lang maken; ik schrijf dus dee. Bij de aanpassingen ben ik uitgegaan van de Nederlandse spelling. Ofschoon men zich desgewenst kan bepalen tot de Nederlandse verta- | ||||||
[pagina 57]
| ||||||
ling, geloof Ik toch, dat wat F. zegt goed leesbaar is geworden door de leestekens. Sranan woorden die in de tekst zonder meer tussen parenthesen staan moet men voor het begrip van de zin overslaan. Staat er (=.....) dan is dat de betekenis van het voorafgaande woord, bijv. pi (= piki). Gecursiveerde woorden tussen parenthesen staan ter verduidelijking. Het teken ± vóór een zin of zinsdeel wil zeggen, dat de tekst vermoedelijk zo ongeveer luidt, of dat de vertaling een poging is tot benadering. Waar vijf puntjes staan ..... waren de woorden onverstaanbaar. Waar er drie zijn ... werd de zin niet afgemaakt door de spreker. Een gedachtenstreep kàn betekenen, dat tussen twee zinnen van F. de vertaling van T. is weggelaten. Aan degene die met dit alles voor ogen op zijn gemak de tekst doorleest, kunnen sommige vragen van ons onbegrijpelijk voorkomen. Men houde voor ogen, dat alles voor ons nieuw was. Ook voor mij, want de taal van F. bleek af te wijken van andere Ingi's die ik gehoord had. Ook de vertaling van T. werd zo rad uitgesproken, dat zelfs later op de tape Creolen niet alles ontraadselen konden. Wat mijn vertaling betreft heb ik zonder alle oneffenheden, die in ieder gesprek voorkomen, weg te werken, gekozen voor normaal Nederlands. Anders zouden we vervallen in stuntelig gedoe als ‘Ik jou hebben gezien’. Wat mij ook voor problemen stelde waren de door F. gebruikte homoniemen. Zo betekent ree bij hem ‘wanneer’, teki en de (‘zijn’). En in 61 wordt tai in één zin in twee verschillende betekenissen gebruikt. Walter is niet de enige die deze taal bezigt. Het is mij gebleken, dat er een groepje is van familieleden, buurtbewoners, leermeesters en leerlingen, dat ook zo spreekt.Ga naar eind4 Hiernaast bestaat nog een onbekend aantal varianten bij andere bonoe's. Het zal de lezer wellicht interesseren, welke diagnosen de bonoe's in Suriname gewoonlijk stellen. Op grond van zeventien bijgewoonde loekoe's en van informatie van anderen ontvangen, denk ik, dat ze voornamelijk zo niet alle vallen onder de volgende categorieën. 1. Wisi. Men stuurt een bakroe of jorka op iemand af of ook wel een Winti met schadelijke werking, bijv. wisi-apoekoe of wroko-sneki (=bewerkte slang) d.w.z. een pawinti. 2. Broese. Een sociale vorm van wisi. Zie hieronder. 3. Schadelijke beïnvloeding door jorka's met name t.g.v. misdragingen jegens eigen voorouders. 4. Een dwalende boze geest heeft toevallig de persoon op zijn weg aangetroffen en kwelt hem uit louter boosaardigheid. 5. De Winti's willen iets bereiken, bijv. dat de persoon zich als bonoe in hun dienst stelt. Of ze willen een offer of een andere plechtigheid van hun gunsteling. Soms maken zij de betrokkene ziek, om zo de aandacht te vestigen op hun wensen. 6. Iemands Winti is zwak geworden en moet worden versterkt door wassingen, offers, een dansfeest of sieraden. 7. Disharmonie van de persoon met zijn eigen omgeving, gewoonlijk familie: f jof jo. Gevolg is ziekte. 8. De kra is zwak geworden. Remedies: een kramaaltijd, wassingen en sieraden. We nodigen nu de lezer uit kennis te nemen van de woorden van Fransi. De aangebrachte paragraafindeling gaat bij tekst en vertaling meestal gelijk op. Tenzij anders vermeld wordt, is de betekenis van tee ‘wanneer’ (te). Aha, klemtoon op de tweede a, is ‘ja’ of ook wel gewoon een uitroep. Ahah, twee korte beklemtoonde a's en de h 's gutturaal, is ‘nee’. Kapsmoeroe of kap na smoeroe is ‘zeggen’. Kereboto is ‘goed’. Fersi is afersi = ‘ding’. Poi of poji = poti. Kamperooso is ‘huis’; krakra of karakara is kra. | ||||||
[pagina 58]
| ||||||
Tekst van de loekoe
| ||||||
[pagina 59]
| ||||||
Nederlandse vertaling
| ||||||
[pagina 60]
| ||||||
[Origineel]C. Belagers op het werk 13 F. Taigi na mati foe mi Fransi, wan mati dee na na mati ba (=baka), jere? Na wrokopresi foe na mati. Na mati wani brok na mati poi na doti, jere. T. Pa Fr. taki na joe wrokopresi, wan soema de na joe wrokopresi, a wani joe broko saka te na doti. 14 F. Jere den fersi di den mati dee kon m. Na mati disi sikinboeba joe abi barakti (=krakti), a na krakra dee tenapoe foe na mati. T. Ala den sani san jee kon poti na wrokopresi a kra tenapoe nanga joe. F. Jere? En di na mati no kon na fersi... S. (tot C.) Versta jij het? C. Dat mi no begrijp. T. Den sani san den (ze heeft zich dus in de vorige zin versproken; i.p.v. jee had ze den moeten zeggen) ben kon poti na wrokopresi, joe kra, joe jeje srefi, tenapoe nanga joe. F. A no man kisi na mati. T. En jeje tenapoe nanga en. 15 F. En jeje ari na na mati, go na na mati kamperooso. (En jeje slaat ondanks het voorafgaande niet op C maar diens vijand). T. Den go na joe oso now. C. Den kon na mi oso now? F. Drape j'ondersteboven na joe libi m. D'ede mi as na mati, tai m., if mi sidon na wan boto na feifi mati, if a boto soengoe, soema fosi jee go poeroe. C. Mi srefi. 16 F. Di na mati no man poeroe joe fosi m., den mati go tee na joe kamperooso. A wans (=wan) fersi Fransi warskow (na) joe m. frete na wrokopresi..... T. Wan sani a warskow joe, noti san den gi joe na wrokopresi joe moesoe njan. 17 F. Jere, bikasi foe mi Fransi grasi boekoe (=spiegel) den mati dee tri (=dri) mati, jere. Ala den mati dee soekoe fersi m. foe na mati disi moesoe go na ondro, dan (?den) mati moesoe go na roktoe (=loktoe). - 18 Jere, sonten den mati no man poeroe (na) joe (na joe) na ondro m. den mati dee loekoe..... Soso foe den mati moesoe tron ede m. (T. vertaalt enkel het laatste.)
D. Waar is uw ring?
19 F. Wan fersi Fransi go aksi na joe toe m. Pe m. na brélinka (=brélinga) foe joe tee (=de)? Na gowtoewan. T. Sortoewan? F. Matteklop (=matteklopperring). C. (tot S.) Is die ring waarover ik 't met je gehad heb toch? Die die (=mijn) vrouw heeft genomen. S. Ja. T. A aksi gewoon, if joe ab en, ja of nee. C. Nee, mi no ab en. F. Toemoesi poi brakti (=krakti) foe joe sikinboeba jere. 20 Bikasi na drape na krakra moesoe (j') ankra na tapoe jere. (± Dat meki) joe moes weri en. C. Ma mi no abi a linga dati. T. A taki joe moes abi en. C. Ja, a boen. S. Djonsro mi sa aksi mati Fransi moro fara, omdat mi sabi toe, san pasa nanga a linga. T. A no aksi dati, ai si ala sani. S. A boen, solanga a nee aksi... T. Joe no moe piki niks.
E. Beraamde ondergang 21 F. J'arki jere. A mati disi, den mati gowe na tapoe i'oekoe foe na mati. Den mati pai na tinpasi foe na mati, jere. Dan na fajawagi (=auto) m. moesoe naji (=naki) na mati jere. C. (die dit begrip niet kent:) Pai tinpasi? T. Pai tinpasi. C. Ja. F. Fajawagi moesoe naji na mati. S. Ja, dus op 'n kruispunt. T. Den ben pai gi joe, oto moesoe naki joe kiri. 22 F. Bikasi fa mi Fransi grasi boekoe dee sori tja (=dia) den mati tai joe vrijpostig. - Mati, joe sabi wan fersi m. na mati disi sarap (=slapen) taranka (=te lang) nanga na fersi disi. - Bikasi m. i sabi m. na mati di kon feti nanga joe, na braka m. T. Pa Fransi taki, ifi te neti joe nee dren, of jee si wan soema kon feti na ini sribi, wan langa blakaman. S. Is dat zo? C. Ja. 23 F. Na den fersi di den mati poi foe kiri. Na mati.....ben tjari krakeri na ini (?kamra) - Jere, bikasi den mati no ben man feni (na) joe, dan den mati kon tjari pratilibi kon (j') onderste slak te boof (=ondersteboven) (T. verduide- | ||||||
[pagina 61]
| ||||||
[Vertaling]toe afbreken. Begrijp je? (T. geeft de vertaling.) 14 Hoor waarmee ze aankomen. Maar mijn vriend hier heeft een sterke persoonlijkheid. Zijn kra houdt stand. (T. legt uit.) Begrijpt u? En toen die collega... (Hier onderbreekt S. Fransi, vrezende dat C. dit niet begrijpt:) Versta jij het? C. Nee, dat begrijp ik niet. T. De lagen die ze u gelegd hebben op het werk (zijn verijdeld, want) uw kra, uw eigen geest, bood weerstand. F. Ze hadden geen vat op u. 15 F. Maar de geest van uw vijand bleef op uw ondergang gericht. Daarom ging hij nu naar uw huis toe. - C. Zijn ze bij mij thuis gekomen? F. Daar heeft hij uw leven helemaal in de war gestuurd. Daarom heb ik u mijn vriend gevraagd: Als ik (sic) met 5 anderen in een boot zit en de boot zinkt, wie u (sic) het eerst redt. C. Mezelf. 16 F. (Als F. hier niet in de war is, kan de voorzin alleen maar betekenen:) Toen de eerste toeleg niet lukte om u weg te werken, zijn ze nou naar uw huis gegaan. Voor één ding waarschuw ik u, eten op het werk is (niet goed). (T. beperkt dat, waarschijnlijk terecht, tot aangeboden voedingswaren.) 17 F. Want ziet u, volgens het glazen boek van mij Fransi, zijn uw vijanden met z'n drieën. Ze zoeken met z'n allen magische middelen, om u in rang te doen dalen en zelf promotie te maken. 18 Maar let u op, als ze u niet onderuit kunnen halen, (±zullen ze hun toevlucht nemen tot zwaardere middelen) alleen om een topfunctie te kunnen bemachtigen.
D. Waar is uw ring?
19 F. Eén ding wil ik, Fransi, u vragen. Waar is die gevlochten ring van u, die gouden? T. Welke? F. Die matteklopperring. (Andere naam voor de eerste), C.(tot S.) Is die ring waarover ik het met je gehad heb toch? Die die (=mijn) vrouw heeft genomen. (S. lacht wat van verbazing. T. lijkt 't als spot op te vatten en zegt wat snibbig:) Hij vraagt gewoon, of u hem hebt, ja of nee. C. Nee, ik heb hem niet. F. Daarin zit veel kracht voor u, weet u. 20 Want dat is het onontbeerlijke steunpunt voor uw kra. Daarom moet u 'm dragen. C. Maar ik heb die ring niet. T. Hij zegt, dat u hem moet hebben. C. Ja, het is goed. S. Aanstonds zal ik mijn vriend Fransi daar meer over vragen, omdat ik ook weet, wat er met die ring gebeurd is. T. Dat vraagt hij niet. Hij ziet alles. S. Goed, zolang hij niets vraagt... T. moet u er niet op ingaan.
E. Beraamde ondergang 21 F. Luistert u. Deze collega, ze zijn bij u thuis op de hoek gegaan. Ze hebben een offer gebracht aan het kruispunt, daar waar u woont. Het doel is, dat u wordt aangereden door een auto. Begrijpt u? C. (kent het begrip pai tinpasi niet en vraagt:) Pai tinpasi? T. (denkt dat hij het enkel niet verstáán heeft en herhaalt:) Pai tinpasi. C. (laat het er maar bij:) Ja. F. Een auto moet u aanrijden. S. Ja, dus op een kruispunt. T. Ze hebben voor u een offer gebracht opdat u door een auto wordt doodgereden. 22 F. Omdat, zoals het glazen boek van mij Fransi toont, uw collega's zeggen, dat u onhebbelijk bent. - Mijn vriend, u moet dit weten, u bent te lang met deze zaak blijven lopen. - Omdat, zo moet ik u zeggen, de persoon die met u komt vechten, is zwart. T. Pa F. zegt, of u 's nachts, wanneer u droomt, geen lange zwarte man ziet, die met u vecht. S. Is dat zo? C. Ja. 23 F. (Het is een teken van) de middelen waarmee uw collega's u willen doden. Uw collega.....heeft ruzie bij u thuis gesticht. - Want kijk, ze konden u niet treffen (op het werk) en daarom hebben uw vijanden (thuis bij u) onenigheid en tweedracht veroorzaakt, 24 scheiding van uw kinderen en uw vrouw. - En tot slot verliest uw kra zijn kracht, mijn vriend. S. Ik moet | ||||||
[pagina 62]
| ||||||
[Origineel]lijkt: scheiding tussen hem en zijn vrouw.) 24 F. Pitani (=kinderen) moesoe go na wan sé, sjauri (=vrouw) go na wan sé. - Dan na krakra foe na mati go sjaka (=saka) m. S. Wan sani mi moes taki, a no abi pikin nanga a frow di a de libi nanga. T. Nee, a no dati ai bedoel, a san ai sji a dati ai taki. Joe n'a foe taig en noti, ai si ala sani. S. Omdat joe e taki foe pikin. T. Nee, ma san ai taki dati san ai sji, ai kon dalek a tap a tori dati. ..... 25 F. (Na) tee den mati go feni (na) joe drape m. bikasi na karakara gowe pa (=kaba), ah? Tee den mati go feni (na) joe kereboto. (Beide zinnen lijken in de lucht te hangen.) T. A taki te a kra foe joe gwe kaba, den go feni joe geheel en al. T. (op vraag van S. en C.:) Uw geest zelf die u aan het werk leidt, als ze dat hebben gehaald, dan bent u helemaal weg.
F. Hoe uw Winti's te versterken
26 (Na een intermezzo.) F. Ah, m. joe no wani wan soembara (=sigaar)? - C. Now? T. wan sigara foe smoko. F. Joe wani wan sigara? C. Nou - ja. (F. doet Floridawater (reukwater) op de sigaar. Hij geeft hem aan C. die hem aansteekt.) F. Tee joe reti, Fransi go fersteri joe sanede m. - 27 (Ineens zegt) F. Mati Jacob dee na kamperooso tidé. (Uitleg hieronder) (Tot C.) I leti kaba? Ja? I swak. Sanete (=sanede) m. tee joe tee (=de) kon m. foe joe poi wan fersi na tapoe wars papira m., hesi joe go na wrokopresi m., joe no dee tjari wan sjoembara na joe? T. Pa F. taki sanede, te jee ga wroko, i nee go nanga wan sigara. (C. verstaat haar niet. Ze herhaalt:) A aksi foe sanede te joe ga wroko, i nee go nanga wan sigara ini joe saka of te joe da kantoro, of te joe ga wroko, jee skrifi, i nee smoko wan sigara. C. Mi nee smoko srefsrefi. T. A aksi foe sanede. C. Nooit mi no prakseri foe doe dati. 28 F. Sonten m. joe loekoe fa simbara (=sigaar) tee (=de) drape m. Mi Fransi poi wan into switismen watera foe (na n')en, ah? Wasi joe no dee smok, ah, i dee por na switismeri watera foe (na n')en na kamperooso, di dee poi na ini joe saka m. Krosibei foe wrokpresi joe dee reti (na) en m. T. (voegt aan de vertaling toe:) dan j'o sji. 29 F. Bikasi (j'foe) den mati ben moesoe feni (na) joe pa (=kaba), jere. Den bo nisiri (prisiri) gefalek. Aha m.! A mati - na mati di dee tjari (na) joe, (d.w.z. een Winti) na luktoe nanga ti (=joe) dee waka. T. di de tjari joe na wroko. 30 F. Pe bonjaki (=cognac) ifoe na banever(=jenever) foe joe dee? C. Mi no abi. F. Ah m. joe moesoe abi wan banever ah? Na joe srapkapresi (=slaapplaats) m. Tee joe krari wasi ala fersi, a dee joe tringi (dringi) wan trop (=drup); joe dee tringi tee joe go na wrokopresi. T. Baka joe bedi joe moes abi wan batra nanga janever. Te joe was, a moment di joe djompo ga wroko, dan jee teki wan pikin kalebasi, dringi pikinso, dan joe go a wroko. 31 F. Dan joe go loekoe jere. Sonten joe mati, joe no prakseri tee joe go jere na fersi disi: wan mati go waka akaranka (=langalanga) kon na joe m. A dee tee na joe, loekoe jere na sjaksjere (=prakseri) - 32 Ifoe na mati, dan jee go na wan prespresi (=presi) m. go soekoe wan fersi kon na joe..... T. (valt hier in, waardoor beiden onverstaanbaar worden, maar ze eindigt met) ala sani j'o jere. (En dat moet ook wel de zin zijn van de rest van F. Deze was overgegaan van de 3e naar de 2e persoon. Het gaat om dezelfde, nl. de vijand.) Sonten joe no harki na na mati, (ma) joe dee na srafkamra (=slaapkamer) jee (feni?) ala fersi. T. Kan de den no taigi i persoonlijk, ma kan de jee sribi, jee si a soema, jee dren ala sani. 33 F. Ma joe moesoe sorgoe na mati - den mati di dee sorgoe (foe) joe ba (=kaba). | ||||||
[pagina 63]
| ||||||
[Vertaling]opmerken, dat hij geen kinderen heeft bij de vrouw waarmee hij leeft. T. Nee, dat bedoelt hij niet. Wat hij ziet, dat zegt hij. U hoeft hem niets te zeggen, hij ziet alles. S. Omdat u over kinderen spreekt. T. Maar wat hij zegt, dat ziet hij. Aanstonds komt hij hierop. ..... 25 F. (±) Als uw kra eenmaal weg is, hebben ze u, en goed ook. T. (op vraag van C. en S.:) Uw geest zelf, die u aan het werk leidt, als ze dat hebben gehaald, dan bent u helemaal weg.
F. Hoe de Winti's te versterken
(Na een intermezzo) 26 F. Zo mijn vriend, wilt u geen sigaar hebben? C. Nu? T. Een sigaar om (nu) te roken. F. Wilt u een sigaar? C. Nou-ja. F. (doet Floridawater (reukwater) op de sigaar. Hij geeft hem aan C. die hem aansteekt.) Als u klaar bent met aansteken, zal ik, Fransi, u vertellen waarom. - 27 F. (Ineens:) Mijn vriend Jacob is hier in huis vandaag. (Tot C.:) Klaar met het aansteken? Ja? U bent wel zwak hoor! Waarom draagt u geen sigaar op zak, wanneer u zich naar het werk spoedt en schrijfwerk gaat doen? C. Ik rook helemaal niet. T. Hij vraagt, waarom niet. C. Ik heb er nooit over gedacht. 28 F. Wilt u eens naar deze sigaar kijken? Ik, Fransi, doe er 'n beetje reukwater op. Ziet u? Al rookt u niet, doet u er thuis (ook zo) een beetje reukwater op en steek hem in uw zak. En als u dan dicht bij het werk gekomen bent, steekt u hem dan aan. T. (voegt aan de vertaling toe:) U zult (iets opmerkelijks) zien. 29 F. Want bijna hadden uw vijanden u te pakken genomen. Daar zouden ze erg verheugd over geweest zijn. (Maar) de Winti die u leidt behoort tot de luchtgeesten. T. (verklaart nader:) Hij leidt u bij het werk. 30 F. Waar is uw cognac of jenever? C. Die heb ik met. F. Wel, u moet een fles met jenever hebben, hoor. In uw slaapkamer. Als u klaar bent met wassen, drinkt u dan een beetje; drinkt u wanneer u naar het werk gaat. T. Achter uw bed moet u een fles jenever hebben. Als u zich gewassen hebt en op het punt staat naar het werk te gaan, neemt u dan een kleine kalebas, (doe daarin jenever), drink eruit en ga naar het werk. 31 F. Dan zult u eens wat zien. Misschien zult u, mijn vriend, het niet geloven, wanneer u dit te horen krijgt. Uw vijand komt regelrecht op u af. (±) Het hangt van u af, u moet nadenken (of hij het is). 32 Indien uw vijand ergens naar toe gaat, om magisch kwaad tegen u te beramen, (dan zult u het te horen krijgen). 't Kan ook zijn, dat u het net van de Winti hoort, maar dat u in de slaap alles duidelijk gemaakt zal worden. 33 Maar dan moet u de Winti goed verzorgen, de Winti's die voor u gezorgd hebben.
G. Toeleg van de vrouw
(Zoals reeds geannoteerd is bij de tekst verstaat T. Fransi verkeerd, waardoor enige tijd een spraakverwarring volgt. Het door hem gebruikte di foe toe is een gewoon rangtelwoord; T. verstaat het echter als een hoofdtelwoord.) 34 F. Dan mijn vriend, luister, de tweede persoon die het op u gemunt heeft, zal over een poosje zichzelf doden. S. Doden? T. (Wat bedoelt u) pa Fr.? F. De tweede persoon, die hem achtervolgt. T. Achtervolgen twee mensen hem? F. De tweede persoon die het op onze vriend gemunt heeft (herhaalt dit), zal zichzelf doden, ongewild. Dan hebt u geen vrouw meer. (Nu pas blijkt, dat het zijn vrouw betreft.) Ongewild zal zij zichzelf doden. T. Zo maar zal zij doden. C. Zal zij mij doden? T. Ja. F. Ach - ze gaat zichzelf doden. T. Zo maar gaat hij de vrouw doden. 35 F. Nee, nee, de vrouw gaat zichzelf doden. T. Oh, zo maar zal de vrouw zichzelf doden - (Eindelijk heeft T. het begrepen. F. knikt instemmend, T. herhaalt de laat- | ||||||
[pagina 64]
| ||||||
[Origineel]G. Toeleg van de vrouw (In het volgende begrijpt T. enige tijd F. niet.) 34 F. Aha m., na di foe toe mati, jere, di dee na joe badre (=baka), go kiri (na) en sref, tee a moro. S. Kiri? T. Ja pa Fransi? F. Na di foe toe mati, di dee na mati disi ba (=baka). T. Na toe soema e waka na en baka? F. (wat ongeduldig:) Na di foe toe mati, di dee na mati disi pa (=baka); na di foe toe mati, di dee na mati disi pa, o kir' na en sref foe sjosj (=soso) a mati. Dan j' na wan sjauri (=vrouw). Foe soso go kiri na (d)en sref. T. Zo maar a go kirt. C. Go kiri mi? T. Ja. F. Ah, na mati go kir na en sref. T. Zo maar en go kir' a sjauri. 35 F. Ahah, na sjauri go kir na en sref. T. Oh, 20 maar a sjauri o kir' en srefi. (Instemmend keelgeluid van Fransi.) T. (tot C.) Zo maar a oemasoema o kiri en srefi. 36 F. Jee arki kereboto m. Na sjauri disi, mi Fransi go sor (=sori) (na) now kereboto; joe moesoe fersta Fransi kereboto. Na sjauri disi dee soekoe fersi foe (na) joe m. T. (maakt het ingewikkeld wat door F. wordt overgenomen) Dus mi (de vrouw) e soekoe wan sani go poti gi joe. C. Ja. F. A dee na sjauri dee kon na mi m. kon soekoe a fersi. (Bij navraag bleek F. niet zichzelf te bedoelen maar een andere bonoe. Een ongelukkige persoonsverwisseling.) Ma m. di (na) mi dee gi na mati na fersi, mi Fransi no loekoe na joe srefi, fa joe tan m. 37 Jere dan den fersi di dee kon m.: den mati (=de Winti's) dee pori ala fersi. Dus tee a moro m. a dee go tee (=teki), a dee go tee (=teki) (ogri sani). San joe prakseri go pasa? Ala den fersi, di a go soekoe m., kon fadon na en tapoe..... 38 Dan mi Fransi, mi n'a foe skere wan boto (=bekommer me niet om) nanga na sjauri (=vrouw).
H. Tegenmaatregelen
39 F. Jere m. wan fersi nomo: joe moesoe poi na goedoe foe na mati na skinboeba. T. A taki joe moes bai wan brélinga, weri na joe finga. (Tot F.) A gowtoe toch pa F.? Wan gowt' matteklopper? (Hij knikt.) F. Dan jee soekoe wan granti basi m. di a mee (=meki) wan bromanti-toena (=kromantiwatra) foe (na) joe. 40 Na mati no moesoe tjari (na) joe go wasi tinkitinki (=tingi) watra. T. (geeft als reden:) want a soema dati (=de kromanti) e tjari joe ga wroko. F. Sonten na mati go tjari (na) joe go wasi tinki-tinki watra, joe moe taigi no go, jere. 40a Bikasi wiswisi (=wisi) no dee na na mati skinboeba. S. Ma den soekoe en gi en? F. (bevestigend.) Ma na mati skinboeba joe no abi wiswisi. (F.T. en C. praten door elkaar. Tenslotte T. verstaanbaar:) A soema soekoe sani foe doe gi joe, ma a naki kon na en baka. A winti foe i, di e tjari joe, if i loek' en, dan ala sani go leki fa a moes go, dus a kromanti dus. 41 F. Joe wani feseta (=fersta) a fersi? Na mati foe wrokopresi e soekoe fersi m. foe brok na mati disi èn a krakra di hori mati na skinboeba, karanka (= tranga). En a dee den mati disi na ini na fersi disi, go na kamperooso foe poi na eri kamperooso ondersteslak te boof (=ondersteboven). 42 Dan na mati moesoe soekoe wan basi m. ma sonten na mati srefi sa toe (=doe) (na n') en, nanga wan into (=beetje) smok (=smoko), smok na kamperooso, poi wan pitani (=klein) tapoe na mofo (na) doro. - Fransi no dee loekoe nanga mati, jere. S. (begrijpt dit raadselachtige zinnetje niet:) Fransi no loekoe... F. Wiswisi Fransi no loekoe nanga mati. T. A n'a wisi. Alleen a man na wrokopresi e moeilik i. | ||||||
[pagina 65]
| ||||||
[Vertaling]ste zin nog eens.) 36 F. Luistert u goed. Deze vrouw - Fransi zal het u laten zien - u moet Fransi goed begrijpen, deze vrouw is op zoek naar iets magisch in verband met u. (T. stelt zich nu grammaticaal in de plaats van de vrouw en zegt ‘ik’, wat verwarrend werkt. Ik heb daarom haar vertaling ‘gecorrigeerd’. Ook Fransi maakt zich in de volgende zin het grammaticale onderwerp van de zin. Hij verklaarde later niet het feitelijke onderwerp te zijn van de handeling; ook dit is gecorrigeerd.) T. Dus de vrouw is iets aan het zoeken, om u daarmee te beïnvloeden. C. Ja. F. Nu is het zo, dat die vrouw naar een bonoe is gegaan voor zulk een middel. Maar toen die bonoe haar het middel gaf, heeft hij er geen rekening mee gehouden, hoe (sterk) u staat. 37 Let u dan op, wat er nu komt: de Winti's hebben alles verijdeld. Dus over een tijdje hoopt zij meer en meer magisch kwaad op. Wat denkt u dat er gaat gebeuren? Al het kwaad waarnaar zij op zoek is geweest, valt op haar terug. - (Nu eerst wordt duidelijk, hoe die vrouw zichzelf zal doden, nl. doordat het kwade op haar zijn terugslag heeft.) 38. Dan maak ik, Fransi, mij niet druk om die vrouw.
H. Tegenmaatregelen
39 F. Luister. Dit, u moet uw sieraden dragen. T. Hij zegt, u moet een gevlochten ring kopen en die aan uw vinger steken. (Tot F.) Een gouden toch pa Fransi? Een gouden matteklopperring? (Hij knikt.) F. Dan zoekt u een goede bonoeman om Kromantiwater voor u te maken. 40 Hij moet u niet met stinkend water in aanraking brengen. T. (geeft als reden op:) Want die Kromanti leidt u bij het werk. F. Als die bonoe u met stinkend water in aanraking wil brengen, moet u weigeren. 40a Want u heeft geen last van wisi. S. Waar zijn (de tegenstanders) daarnaar wel op zoek geweest? F. (bevestigt dit en zegt dan:) U staat niet onder de invloed van wisi. (F.T. en C. praten door elkaar. Tenslotte T. verstaanbaar:) Die persoon heeft u magisch willen laten beïnvloeden, maar het is op haar zelf teruggeslagen. De Winti die u geleidt, dus de Kromanti, als u daar aandacht aan schenkt, dan zal alles naar wens gaan. 41 F. Wil ik het u uitleggen? Uw collega op het werk zint op middelen, om u te vernietigen. Maar uw kra, die uw steun is, houdt u op de been. En toen kwam het zo ver dat uw collega's die zich hiermee bezig hielden, zich toen richtten op uw huis, om daarin verwarring te stichten. 42 Dan moest u, mijn vriend, eigenlijk een bonoeman zoeken, maar misschien kunt u het zelf doen: het huis beroken met een beetje rook, en een kleine tapoe voor de deur plaatsen. - Wel, Fransi ziet niet bij u. (S., die dit niet begrijpt, herhaalt deze woorden. Dan) F. Fransi ziet geen wisi bij u. T. Hij heeft geen wisi. Alleen maakt die man op het werk het u moeilijk. | ||||||
2. Beantwoording van vragen
| ||||||
[pagina 66]
| ||||||
[Origineel]
2. Beantwoording van vragen
| ||||||
[pagina 67]
| ||||||
[Vertaling]is het niet verloren. 45 F. Het is verborgen. (De enigszins omschrijvende vertaling hiervan door T. leidt tot de vraag van) S. Is het niet duidelijk? Ziet hij het niet? F. De ring is verborgen. T. Ze hebben de ring en de ketting verborgen. S. Maar wat hebben ze er dan mee gedaan? - (Het volgende geeft hierop geen of geen duidelijk antwoord.) 46 F. Vrienden, u verstaat niet, wat Fransi zegt..... T. Pa Fr. zegt, dat u hem geen lepel in de mond moet steken... (De volgende slecht lopende zin lijkt alleen het reeds bekende te herhalen.) F. Fransi zegt, dat de vrouw, die onze vriend belaagt, welke wisi gezocht heeft, niet? Om daarmee onze vriend te treffen met het doel dat hij tot haar terugkeert. 47 Hoe meer ze zoekt, het is allemaal tevergeefs en ze zal zichzelf ermee om het leven brengen. C. Die vrouw... T. die u achterna zit. F. Juist. Die magische middelen tegen u beraamt. T. Je moet een beetje nadenken. S. Begrijp je het? C. Ja, ik begrijp het een beetje. 48 F. Dan is de vrouw, dat heb ik u al gezegd, de tweede persoon die u achtervolgt. T. (weer verkeerd:) Pa Fr. zegt, dat twee mensen u vervolgen. F. Een op het werk... C. Op het werk en een vrouw. F. Juist. 49 En deze vrouw zoekt middelen, opdat u mijn vriend terug komt. T. Dus zij is erop uit terug te kunnen komen. (Wederom onjuist.) F. Maar door de kracht van uw persoonlijkheid wordt alles verijdeld. T. Maar de geesten van u die u leiden, verijdelen alles wat niet goed is. 50 F. Toen ze nog meer ging zoeken tegen u, is het op haar teruggevallen; het trof die vrouw zelf. T. Ook wat ze nog meer gezocht heeft deerde u niet, maar de vrouw zal er door sterven. Wat zij wil, is dat u terugkomt. Daarom zegt hij dat een paar mensen u achtervolgen. (Het volgende is onbegrijpelijk) Daarom vroeg pa Fr. of de ring niet op straat verloren was, of hij niet in huis verloren was. 50a F. Omdat ze denken..... T. Dus de ring en de ketting die ze genomen hebben, daarop rusten uw beschermers. Daar - hoe heet hij ook weer? - is het niet de Opete? F. De Kromanti. T. De Kromanti. Daarop rusten uw Winti's, die ze wilden nemen. Dan zouden ze met u kunnen doen wat ze wilden. Maar niets daarvan, dat ging niet door. S. Hebben ze de Winti's weggenomen? T. Ja, ze wilden de Winti's hebben, om ermee te doen wat ze in hun hoofd hadden. Maar die ring is geen zetel van een Winti; de Winti zetelt op de vriendschapsring. F. Matteklopperring. - 51 En ofschoon ze die ring gevonden zouden hebben, toch zouden ze op u helemaal geen vat hebben gekregen. - Want de Kromanti heeft heel veel metgezellen. S. Maar kan pa Fr. ons ook zeggen, waar de ring en de ketting nu zijn. (Beiden grinneken een beetje. Als S. mogelijkheden wil aangeven, zegt) F. Hij is bij de bonoeman, die voor haar gewerkt heeft. T. Hij is waar zij iets is gaan zoeken. Begrijpt u het nou? S. Ja, ik had er al een vermoeden van. Maar het kan zijn, dat die andere man, die obiaman... T. die het ding gehouden heeft? S. Ja, dat hij hem verkocht heeft. T. Oh, of hij hem verkocht heeft. Nee, hij is nog bij hem. Dat heeft pa Fr. gezegd. - (Deze heeft zich intussen weer ingeschonken.)
J. Vrouw in Nederland. Geen zelfvertrouwen
52 Fransi (wijst op de kaars.) Hebt u hem zelf niet aangestoken? Als u last had van wisi, zou de kaars erg druipen. (De volgende zin kan om zijn onvolledigheid niet vertaald worden.) Maar als u ergens naar toe was gegaan, om een middel te zoeken om op het werk aan het hoofd te komen staan, zou ik, Fransi, het zien en meteen weten. 53 Hebben mijn vrienden nog meer vragen? S. (tot C.:) Over Nederland of de kinderen? C. De vrouw die ik in Holland heb met de kinderen. T. Pa Fr. de man zegt, dat hij vrouw met kinderen heeft in het land van de kou, in Europa. Hij wil weten, hoe 't met hen gaat. F. Heeft hij een foto meegenomen of een voorwerp (dat hun toebehoort)? C. Nee. T. Als u een foto had, een witte foto. 54 F. Dan | ||||||
[pagina 68]
| ||||||
[Origineel]sen zegt S. tot C.) Over Nederland of de kinderen? C. A frow san na Holland nanga den pikin. T. Pa F. a mannengre taki a ha wan sjauri nanga pitani (=kinderen) na kowroekondre, na bakrakondre. A wan' sabi san psa nanga den. F. A tjari portreti ifoe wan fersi? C. Nee. T. Als u een foto had, een witte foto. 54 F. Dan joe ben abi na karakara foe na mati wanslag. (?Winsi foe) Fransi go kap wan smoeroe, Fransi go kapsmoeroe ree'f (=lé) ma (joe) ree Fransi no wani. S. Zou je niet vragen, wat je precies moet doen? Laat hij je dat zeggen. C. Ja. San mi moes doe now? T. San joe moes doe now? S. Misschien kun je zeggen, dat je geen zelfvertrouwen hebt, toch? C. Ja. S. Of dat ook daarvan komt. C. tot T. Mi na zelfvertrouwen srefsrefi moro. Aksi if a kon omdat a man e moeilik mi. T. I n'a bribi foe joe srefi. C. Mi n'a bribi srefsrefi srefi. (Spottende keelgeluiden van) F. ke-ke-ke (tot 13 ×). 55 F. Mi Fransiri rafoe (=lafoe) m.! Ke-ke-ke-ke! Joe no moesoe go miri (=meki) m. poi tinki-tinki toena (=water) foe (na) joe m. Mi ben poi wan Bromanti-toena (=Kromanti-watra) foe na mati, ah? En na Bromanti-toena moesoe wasi na tapoe wan sbrasi (=stellage). 56 Bikasi ala na feti di den mati (=winti) dee feti m., i habi joeroe m. j' n'a wan mati (joe abi) foe kenki m. T. Kromanti dee waka nanga bakaman, dus j'a someni dat moes kenki toch? Dus a dis 0 tenapoe feti, a tra joeroe a trawan o go tenapoe feti. I wawan de. F. I abi joeroe m. tee (na) wan mati srefi no dee na joe skinboeba m. Ah, dan na mati dee las' prakseri. T. Dan jee las prakseri. Oh! daarom bent u soms onbewust. S. Heb je dat? C. Ja. T. Op 'n gegeven ogenblik j' n'a bribi, na dati a taki. Ineens den soema e kenki. C. (gaat er tussendoor:) Tot je geen geloof hebt in je eigen krachten. T. Geen gevoel, geen geloof. S. Ben je al gewassen? T. Ben je nooit gebaad? C. Ja. S. Kan de dat ben de a tingi sani. F. Tinki-tinki toena na mati no moes wase. 56a T. Ma pa F. mi wani aksi wan sani gi en. Kan de en nee fersta so boen. Na Kromanti, nanga soema ai waka? Na Gebri, of...? 57 F. Na (=nanga) ala bakamati T. Na ala baka e waka? Akantas' alamala? F. Aha. T. (tot ons:) Dus a kan de san j'abi Akantasi nanga - en na edeman. Ma a waka nanga tra winti, kon taki nanga Ingi, a waka nanga wan Akantasi, if wan Gebri, san den soema de..... F. Harki, mi Fransi prakseri na mati na wan pi (=bigi) man, na mati moesoe sabi fersi na tapoe sjoro. - Tee wan mati dee komoto (na oso) m. wan mati di tjari wan wiswisi kom poit (=poti) foe (na) joe, Koromanti(=kromanti) dee rikti (=likti) (na) joe, poeroe na doti m. Dan mati Gebri moesoe tee (=de) tapoe mati, foe pori ala fersi. Ah? (Ala fersi wordt door T. weergegeven met wisi. Als F. dan over de Akantasi wil beginnen, onderbreekt T. hem met:) A kan de i jere foe a singi ‘Opete Kwato (=Kwas'o), mi nanga joe a no wan. Te den soekoe joe dia, joe no de dia. Den soekoe joe na loktoe, joe de na gron. Nooit d'o feni joe.’ 58 (Hiertussendoor) F. Fosi na mati (=winti) tjari (na) joe kon poi ba (=baka) na doti. Ma tee (j'foe) den mati-mati (=vijanden) ben go soekoe (na) joe kereboto, den mati ben go feni (na) joe. T. (vertaalt dit foutief met:) If den ben go soekoe joe boen, dan toch den nee go feni joe. (Omschrijft bovenstaand lied en voegt eraan toe:) Dus s'so (den) kon poti a wisi gi joe. C. Dus den no ha houvast na mi? T. Nee, u zweeft gewoon, u zweeft. (Bedoeld is als de Opete, een Winti op de aasgier.)
K. Zorg voor kra en Winti
59 F. Dan tee na mati (=bonoe) wasji (na) joe m. na Bromanti-toena m. dan joe moesoe begi na mati jere, (tee) mee (=meki) a kari a krakra foe (na) joe. Sonten na mati (=kra) wani wan into (=beetje) barakti (=krakti). Sonten m. na wan doifisoepoe na mati wani. Sonten na soso wan preti weti alesi nang wan eksji nanga wan soft. S. Wan to?Ga naar eind5 F. Aha. T. (voegt aan de vertaling toe:) Ma joe moe wasi fosi. F. Na Bromanti-toena jere! Tinki- | ||||||
[pagina 69]
| ||||||
[Vertaling]heb je de kra van die persoon meteen. Verondersteld, dat ik, Fransi, nu iets zou zeggen, dan zou ik leugens vertellen, maar liegen wil ik niet. S. Zou je niet vragen, wat je precies moet doen? Laat hij je dat zeggen. C. Ja. Wat moet ik nu doen? S. Misschien kun je zeggen, dat je geen zelfvertrouwen hebt, toch? C. Ja. S. Of dat ook daarvan komt. C. (tot T.:) Ik heb helemaal geen zelfvertrouwen meer. Vraag hem, of dat het komt omdat die man het mij zo moeilijk maakt. T. U hebt geen geloof in u zelf. C. Ik heb helemaal geen geloof in mijzelf. - (Spottende keelgeluiden van) F.: ke-ke-ke enz. 55 F. Ik, Fransi, moet erom lachen, ke-ke-ke-ke! U moet niet in aanraking komen met stinkend water, mijn vriend. Ik heb u Kromantiwater voorgeschreven, niet? En met dat Kromantiwater moet u op een stellage gewassen worden. 56 Omdat bij alle strijd die de Winti's voor u voeren, er uren zijn dat er geen Winti is om de ander af te lossen. T. De Kromanti heeft metgezellen. Dus er zijn er zovelen, die af moeten lossen toch? Dus terwijl de ene op dit moment staat te vechten, doet een ander dat op een andere tijd. En dan bent u (soms) alleen. F. Er zijn tijden, dat er zelfs niet één Winti is in uw lichaam. En dan mijn vriend, bent u geheel afwezig. T. (herhaalt en:) Oh, daarom bent u soms onbewust. S. Heb je dat? C. Ja. T. Op een gegeven moment hebt u geen geloof (in uzelf). Ineens wisselen de geesten elkaar af. C. Tot je geen geloof hebt in je eigen krachten. T. Geen gevoel, geen geloof. S. Ben je al gewassen? T. Ben je nooit gebaad? C. Ja. S. Misschien was dat met stinkend water. F. U, mijn vriend, moet u niet met stinkend water laten wassen. 56a T. Maar pa Fr. ik wil u iets vrager, in zijn plaats. Misschien heeft hij het niet zo goed begrepen. De Kromanti, wie heeft hij als gezel? De Gebri, of...? 57 F. Alle gezellen. T. Heeft hij gezelschap van allemaal? Akantasi, en de anderen? F. Ja. T.(tot ons:) Het kan zijn, dat je de Akantasi hebt - hij is het hoofd. Maar hij trekt op met andere Winti's. Laten we zeggen met een Ingi, met een Akantasi of een Gebn - (Merk op de tegenstrijdigheid.) F. Luister, ik Fransi denk, dat mijn vriend hier genoeg begrip heeft, om te weten, hoe het toegaat op het vasteland. - Als een vijand van u uit (huis) gaat, met wisi om u daarmee kwaad te doen, heft tie Kromanti u omhoog, hij trekt u weg uit het slijk. En dan heeft de Gebn tot taak om u te beschermen door alles ongedaan te maken. Begrijpt u? T. Misschien hebt u dit lied wel eens gehoord ‘Opete, Kwasi oh, ik en gij zijn niet hetzelfde. Als ze u hier zoeken, bent u niet hier. Dan zoeken ze u in de lucht, maar gij zijt op aarde. Nooit zullen ze u vinden.’ 58 F. Eerst hebben de Winti's u weer op de been geholpen. Maar wanneer de vijanden u goed hadden gezocht, zouden ze u gevonden hebben. T. (vertaalt:) niet gevonden hebben (en zegt tenslotte:) Dus tevergeefs hebben ze u met wisi bestookt. C. Dus ze hebben geen vat op mij? T. Nee, u zweelt gewoon, u zweeft. - (Bedoeld is als de Opete, een Winti op de aasgier.)
K. Zorg voor kra en Winti
59 F. En wanneer dan de bonoe u met Kromantiwater heeft gewassen, dan moet u hem verzoeken, uw kra op te roepen. Misschien wil de kra wat versterkt worden. Misschien wil hij duivesoep hebben. Mogelijk alleen maar een bord witte rijst met een ei en een frisdrank, S. Een to?5 F. Ja. T. (voegt aan de vertaling toe:) Maar u moet eerst gewassen worden. F. Met Kromantiwater hoor! U moet zich niet met stinkend water laten wassen. T. Stinkend water werkt erg nadelig op u in. (S. vraagt of ze, nadat de Winti de bonoe verlaten heeft, met de laatste een afspraak kunnen maken. Hier eindigt de cassette aan de A-kant, waardoor een deel van de woorden van F. verloren is gegaan. Maar wat hij gezegd heeft blijkt uit de vertaling van) T. U moet naar huis gaan en nadenken: zo heeft deze man gezegd; | ||||||
[pagina 70]
| ||||||
[Origineel]tinki toena na mati no moes tjari go wasi. T. (voegt eraan toe:) tingi watra broko joe saka helemaal. (S. vraagt, of ze een afspraak met de asi, het medium, dus de bonoe zelf, kunnen maken, nadat de Winti hem verlaten heeft. Hier eindigt de cassette. Door het omdraaien is iets verloren gegaan van het antwoord van F. maar door de vertaling van T. is de samenhang niet verbroken:) Pa F. taki, i moe go na oso go sidon prakseri, tak a man ben taki, a anjisa disi ben de tap a stoeroe, kon prakseri if a troe. A ben taki a batra disi no ben dia, a ben da gron. Dan, loekoe, werkelijk, a ben da gron. Dus eerst gaan realiseren. Dus if werkelijk a troe so, i sa kon baka na en. F. Ma foe titee (=tidé) Fransi no go taki joe, jere.
L. Als er een jorka was...
60 F. Aha mati, sonten na wan borka (=jorka) ben dee na na mati tapoe, Fransi gwe. Jere, dan Fransi dee kari Takroedoe foe Boesoe (=boesi) kon en sonten a Takroedoe foe Boesi tai (=taigi) aha, na mati moesoe (j')ankra wanslag, a no dee go na kamperooso moro, (?winsi) wan bafroe (=bakroe) m. a habi (di) wani kiri na mati. Dan Fransi dee gwe! Fransi dee kari Takroedoe foe boesi kon, jere. 61 Dan mati Takroedoe foe boesi dee tai(=taigi), if na mati dee tai (=tan) foe (=ifoe) na mati tee (=de) gwe. Jere? Bikasi mi Fransi na foe hari grasi boekoe, kari wan kara (=kra) m., hori wan kaseer kratafra m., aha. 62 Fransi a no foe go na bofroe (=bakroe) (ifoe) na borka (=jorka) ah! T. (eindigt met:) Ma no jorkasani, en no doe a wroko dati. S. Ma jorka de na en tapoe dan? F. Ahah. (Pauze.) F. Oen krari asji (=aksi) m.? C. en S. Ja. S. Dan oen tak pa F. danki, jere. 63 F. Ala mati danki foe Kradosoe. Bikasi ifoe Kradosoe no ben gi Fransi barakti (=krakti), dan jee sji no mi (=mi no) go man hari grasi boekoe m. A dee (of: da) wrok fosi m. mi go na wrok m. mi dee kari na Kradosoe, foe dee na mi Fransi barakti fosi, jere. 64 En solanka (=solanga) mi Fransi m. dee bari na j'as (=asi) disi tapoe m. ree (=leki) fa mi ben sjweri na tap sjoro m. jere, na so mi Fransi dee go m. tee na Kradosoe tee (=teki) j'as baka. T. Nanga Masra Gado ai wroko, leki fa a meki a sweri, taki wan dala e koti loekoe, na wan dala e kari kra. Na sweri dati a meki. A no mag aksi soema moro foeroe sensi. Dus ai wroko nanga Masra Gado. | ||||||
Samenvatting en commentaarEen loekoe is juist als een gewoon gesprek vaak is: vorige onderwerpen worden herhaald. Ik heb wat bij elkaar hoort samengevat en geef meteen commentaar waar dat nodig is. Ook is er onder Surinamers soms discussie over wat de ‘juiste leer’ is. Een antropoloog houdt zich daar principieel niet mee bezig. Ik registreer dus zo goed mogelijk wat de opvattingen zijn van Walter en zijn school, waarbij ik mij er wel van bewust ben, dat ze op sommige punten afwijken van andere bonoe's. W. is beslist integer en geen geldwolf en kan bogen op interessante successen, waarvan ik getuige ben geweest. Dat hij in het volgende er niet overal even gunstig van afkomt, doet daar niets aan af. Vooreerst de z.g. wrokovinti's van W. Behalve de Ingi, een Watraingi, Fransi, heeft W. ook nog een Akantasi, Pa Takroedoe. Verder een Adjaini (‘tijger’) en een Gebri. Alleen de twee eerste treden als zieners op. Aan hun hoofd staat Pa Jakopoe, een jorka van W's voorouders. Hij wordt genoemd in F 27. Zowel hier als soms elders ziet hij hem wel eens in een flits voorbijschieten. Na de loekoe beraadslagen de Winti's onder zijn leiding, of ze het werk zullen aannemen. Vandaar dat de C. gewoonlijk niet meteen na afloop van de loekoe kan horen, of hij de daarin voorgestelde behandeling | ||||||
[pagina 71]
| ||||||
[Vertaling]bijvoorbeeld dat deze doek op een stoel lag. Laat ik nagaan, of het waar is. Hij heeft gezegd: Die fles was niet hier maar op de grond. En dan kijk je en ziet, dat het klopt. Dus eerst gaan realiseren. Dus als het werkelijk is zoals hij gezegd heeft, zult u bij hem terugkomen. F. Maar voor vandaag gaat Fransi u daarover niets zeggen. Begrijpt u?
L. Als er een jorka was...
60 F. Wel mijn vriend, als er een jorka op u was, zou ik, Fransi, weggaan. Dan zou Fransi Takroedoe van het Bos oproepen, die u dan misschien zou zeggen: U moet meteen hier blijven en niet naar huis gaan. Ook wanneer het een baktoe zou zijn, die u zou willen doden. Fransi gaat dan weg! Fransi roept dan Takroedoe van het Bos om te komen, hoor. 61 Dan zegt Takroedoe van het Bos of u hier moet blijven of weg moogt gaan. Begrijpt u? Omdat wat ik, Fransi, doe is, in het glazen boek kijken, een kra oproepen en een kaseer kramaaltijd te laten houden. Ja? 62 Fransi gaat niet op een bakroe of jorka af. Nee! T. (eindigt met:) Maar jorka zaken, nee, die behandelt hij niet. S. Maar zijn er dan jorka's op hem? F. Nee, nee. (Pauze.) F. Bent u klaar met vragen? C. en S. Ja. S. Dan zeggen wij pa Fr. dank. 63 F. Vrienden, u moet God bedanken. Omdat, als God mij geen kracht zou geven, dan zoudt u zien, dat ik niet in het glazen boek zou kunnen lezen. Voordat ik aan mijn werk begin, bid ik tot God, om mij, Fransi, eerst tot kracht te zijn. Ziet u? 64 En zolang als ik, Fransi, deze persoon als medium gebruik, zal ik handelen zo als ik heb gezworen op het vasteland, totdat God dit medium terugneemt. T. Hij werkt met (de hulp van) God, de Heer, overeenkomstig zijn eed, dat hij voor f. 2,50 een loekoe doet en f. 2,50 om een kra op te roepen. Die eed heeft hij gezworen. Hij mag niet meer geld vragen. Dus hij werkt met God, de Heer. | ||||||
[Vervoly sanervatting en commentaar]van Walter kan krijgen. Op dit punt is W. bij mijn weten een uitzondering. Ook in het feit, dat een jorka (c.q. kabra) aan het hoofd staat van wrokowinti's. Dit heb ik nergens anders aangetroffen. Dat dit echter in zijn ‘school’ meer voorkomt, is goed mogelijk. C. krijgt al meteen te horen, dat collega's van hem, drie in getal (of is het er maar één?) hem in zijn carrière willen benadelen. Vooreerst vinden ze hem aanmatigend (‘vrijpostig’) en vervolgens hopen zij, dat zijn degradatie of ontslag hun bevordering zal meebrengen. Om hun doel te bereiken, namen zij hun toevlucht tot zwarte magie. Maar kra en Winti's van C. verijdelden hun toeleg. Daarop gingen zij naar een kruispunt (dicht) bij zijn huis en offerden aan de geesten, die aldaar huizen, leba en jorka's. Dezen zorgden voor broese (klemtoon op e), een op wisi gelijkende magische kracht, welke echter in tegenstelling tot de genoemde sociaal werkzaam is en ook niet rechtstreeks de dood bewerkt. Deze keer hadden ze succes. Er ontstond pratilibi met zijn vrouw. Dit woord kan volgens de meesten onenigheid betekenen en/of fysieke scheiding. Pas in deel 2 wordt duidelijk, dat dit laatste (ook) heeft plaats gevonden, want de vrouw wil hem terug. Het gaat hier steeds om de vrouw in Suriname; die in Nederland irgt blijkbaar buiten het gezichtsveld van Fr. (zie J, in het bijzonder 54). C. droomt vaak dat hij worstelt met een zwarte man, iets wat ik van verschillende | ||||||
[pagina 72]
| ||||||
mensen gehoord heb; een veel voorkomende droom dus, juist als over slangen. In een andere loekoe zei Fr. tot een vrouw, dat ook zij zulke dromen had, maar ze ontkende. Dat C. wel zulke nachtelijke gezichten heeft, is een teken dat men hem belaagt, nl. met een jorka. Op de vraag aan Walter en zijn ‘staf’ waarom de vijanden wel slaagden in zijn huis en niet op het werk, was het antwoord, dat C's kra van het werk hield, dat was een soort tapoe, waardoor de aanval afketste. Thuis had hij geen tapoe. Ik kon ook nog gevraagd hebben, hoe het staat of stond met hun pogingen C. een aanrijding te laten krijgen. Het antwoord zou waarschijnlijk evenmin geheel bevredigend zijn geweest. Want voorzover ik weet heeft hij tot nu toe geen auto-ongeluk gehad, laat staan dat hij dood is. Waarom lukte dit, disi wisi, niet en de broese, op hetzelfde kruispunt afgebeden, wel? C. moet tegenmaatregelen nemen. Het zal zijn: zij of ik. Dat lijkt althans de teneur te zijn van de vergelijking met een zinkende boot. Ook deze vergelijking gebruikt Fr. wel meer. C. moet uitmaken wie zijn vijanden zijn of hier liever: is. Daarvoor moet hij voordat hij naar het werk gaat, wat jenever nemen. En, ofschoon niet gezegd, is het ongetwijfeld de bedoeling, dat hij er eerst wat van plengt en zijn wensen uitspreekt. Daarna er iets van drinken. Vlak bij zijn werk gekomen moet hij een met Floridawater besprenkelde sigaar aansteken en er een paar trekjes aan doen. Wie dan op het kantoor het eerste op hem afkomt is de (hoofd)dader. Dit motief: de eerste is de schuldige, komt meer voor. Op drie plaatsen wordt gesproken over sieraden, met name over een ring en wel een matteklopperring, zo genoemd omdat het embleem gevlochten banden vertoont als bij een matteklopper. Herhaaldelijk laten bonoe's hun cliënten zulk een ring kopen. Hier wordt erover gesproken in D, in H 39 en in I 50a, 51. In D zegt Fr. dat dit sieraad onontbeerlijk is voor zijn kra. C. zegt, dat hij die ring niet meer heeft. Later merkt T. zonder protest van Fr. op, dat het niet erg is, dat dit voorwerp nu niet in zijn bezit is, want daar zat toch geen Winti op. Deze ring nu - waarop dus geen Winti! - wordt door Fr. nader aangeduid als een matteklopperring. En op die matteklopperring, aldus een correctie van Fr. op T., zetelt (nu juist wel) een Winti! Deze uitspraken lijken niet te harmoniëren. Dat Winti's zetelen op sieraden, is een gedachte die ik zeer weinig ben tegengekomen. Al moet gezegd worden, dat men veelal aanneemt dat op een boei, een ring om de bovenarm, een Winti huist. De voor mij het moeilijkst te doorgronden delen waren die, waarin sprake is van de vrouw van C. en wel die in Suriname. Als we alleen zouden afgaan op hetgeen Fr. over haar uit zichzelf in G 36, 37 zegt, dan moeten we wel concluderen, dat het haar er alleen om te doen is C. naar de ondergang te voeren. Zonder dat wij hier rechtstreeks op ingaan geven onze vragen in deel 2 Fr. aanleiding om een heel ander beeld van de vrouw op te hangen. Hadden wij gezegd geen vragen meer te hebben, dan waren wij met een volkomen onjusste indruk van de vrouw naar huis gegaan. Maar nu blijkt in I 46 en 49, dat haar doel is haar man terug te krijgen, wat geen afkeuring verdient. Maar in dezelfde context is er sprake van wisi waarmee ze haar doel lijkt te willen bereiken, wat weer de indruk wekt, dat ze immoreel handelt. Deze indruk wordt dan nog versterkt doordat verklaard wordt, dat C. tegen de ‘aanval’ bestand is. Zijn al deze gegevens harmonisch te combineren? Hierover is heel wat gepraat met Walter c.s. Hun uitleg, die ik overigens niet geheel bevredigend acht, is als volgt. Ofschoon het woord hier niet genoemd wordt, is de vrouw naar een bonoeman gegaan voor kroi, een middel om een vervreemde man of vrouw weer aan zich te binden. Maar kroi valt volgens W. en anderen onder wisi; in beide kan een jorka een rol spelen. In ons geval heeft die jorka een goede bedoeling. Toch zegt Fr. in G 37: ‘a dee go tee (=teki) ogri sani.’ De aan- | ||||||
[pagina 73]
| ||||||
vulling ogri sani had de instemming van Walter. Om deze paradox te verklaren zei hij, dat een jorka altijd slecht is, ook als hij voortdurend helpt. Op een desbetreffende vraag was zijn antwoord, dat dit ook opging voor Pa Jakopoe. Redeneringen van mijn kant, dat men door goede daden te stellen goed wordt, werden met mij niet overtuigende argumenten afgewezen. Het laatste woord was, dat men de mensenwereld niet met de dodenwereld moet vergelijken. In deze tijd (januari 1986) was ik getuige van Walters poging om met kroi de verdwenen echtgenoot van een vrouw terug te krijgen. Daarvoor ging hij op de begraafplaats een jorka halen. ‘Dan jee teki ogri foe sreka ogri. Ogri e poeroe ogri.’ Wat C. ook nodig heeft, zegt Fr., is een zg. kruidenbad. Dit schrijft een bonoeman in, denk ik, zo'n 90% of meer van de gevallen voor. Door telkens andere bladeren wordt het Kromantiwater, Apoekoewater enz. C. heeft blijkbaar een Lucht-Kromanh, daarom moet hij gewassen worden op een stellage, iets wat ook vrij veel gedaan wordt. In J 56a vraagt T. naar de metgezel van die Kromanti en ze geeft enkele mogelijkheden. Het zijn ze allemaal, zegt Fr. Op vragen later hieromtrent aan Walter op verschillende tijdstippen kwamen verschillende antwoorden; het lijkt niet vast te liggen dat dit een bepaalde groep is. De vraag van C. betreffende gebrek aan zelfvertrouwen leverde de interessante zienswijze op, dat zijn Winti's elkaar aflossen. De aflossingen van de wacht schijnen echter niet precies op elkaar aan te sluiten. In die tussentijd is het sieraad onbezet. Dat heeft genoemd gebrek ten gevolge. Het is niet duidelijk, dat dit een bevredigende verklaring is, want het tijdelijk onbeschermd zijn lijkt geen verklaring te kunnen vormen voor een toch vrij permanente toestand van te weinig geloof in eigen kunnen. In L blijkt, dat Fr. bang is voor jorka's. Dat heeft hij gemeen met haast alle Ingi's. Blijkt er echter tijdens een loekoe levensgevaar door onmiddellijke bedreiging door een jorka, dan roept Fr. zijn medewinti Pa Takroedoe op, een Akantasi. Ik heb eens meegemaakt, dat Fransi, om een andere reden dan genoemd, plaats maakte voor hem. Zijn taal was geheel verschillend, een mengsel van Creools, Saramaccaans en Kromanti en zonder tolk niet verstaanbaar voor de eerste toehoorder. Onder het werk van Fransi valt wel het leiden van een kaseer kra maaltijd. Daarbij worden de betrokkenen ritueel gereinigd. In L 63 duidt Fr. God aan met de term Kradosoe. Dit is vrij ongewoon. Gewoonlijk bedoelt men er niets anders dan de (menselijke) kra mee. In L 64 spreekt hij van sjoro. Eigenlijk oever. Daar hij een Water-Indiaan is, heb ik het vertaald met ‘vasteland’. | ||||||
NabeschouwingMen zal zich misschien afvragen, of de andere loekoe's ook zoveel moeilijkheden geven. Van de overige zestien mocht ik een deel niet op de band opnemen; ook waren enkele zo zacht uitgesproken, dat ze op de band zo goed als niet te verstaan waren. Over de rest kan ik nog niets zeggen, omdat ik deze nog niet zo grondig heb kunnen bestuderen. Is er misschien iets paranormaals in deze loekoe te vinden? Laten we eerst de grote lijn overzien van wat Fr. zegt. Collega's hebben wisi beproefd tegen je werk, en je vrouw heeft kroi geprobeerd. In beide gevallen volgde geen succes. Wat lukte was de poging van je collega's bij je thuis, nl. broese. Uiteraard was niet te controleren wat de collega's gedaan hebben, maar gezien de aard van het kantoor en het personeel aldaar lijkt het me niet waarschijnlijk, dat ze er's avonds opuit getrokken zijn, om in het donker ergens op een kruispunt een offer te brengen. Wel heeft Fr. goed, dat er onmin of erger is met zijn vrouw, die inderdaad t.t.v. de | ||||||
[pagina 74]
| ||||||
loekoe al of niet tijdelijk geen contact meer had met C. Maar waarvoor consulteert men een bonoe? Gelijk gezegd, òf wegens ziekte òf wegens levensproblemen. Het eerste was uitgesloten, anders hadden we dat in het begin van de loekoe moeten zeggen. Wat dan overblijft ligt in de meeste gevallen op het terrein van werk en/of huwelijk. Er is dus niets ‘bovennatuurlijks’ aan wat Fr. hieromtrent gezegd heeft. Te meer niet, daar het ook nog niet helemaal juist was, nl. scheiding van niet bestaande kinderen. Uit zichzelf zegt hij ook niets over een vrouw in Nederland; hij kent blijkbaar haar bestaan niet. Wat T. hiermee in verband zegt in E 24 slaat nergens op. Hetzelfde geldt van D 20. De vraag van Fr. in D 19 verraste mij aanvankelijk. Naar bij latere loekoe's van hem bleek, ten onrechte. Fr. stelt namelijk die vraag ook aan mensen die nog nooit zulk een ring gehad hebben. Het is zijn wijze om uit te drukken, dat je er een moet hebben. Zoals hij ook in F 30 vraagt waar C. zijn cognac of jenever heeft, terwijl het duidelijk is, dat hij die niet bij zich heeft. Als wij in I vragen stellen over dit sieraad, komen er wedervragen. We zijn dan wel gedwongen de lepel in Fransi's mond te steken! Het wordt echter door velen, ook bonoe's, aangenomen, dat de loskoeman geen vragen mag stellen, hij moet zien. Vragen naar of beweringen over vechten met een zwarte man in de slaap zijn, zoals reeds duidelijk is, standaardopmerkingen. De juistheid ervan in dit geval is aan te merken als een toevalstreffer. Uit J blijkt, dat Fr. evenals sommige andere bonoe's èn helderzienden in Europa werkt met een inductor, hier een foto of een aan de betrokkene behorend voorwerp. Maar omdat deze voorwerpen niet voorhanden waren, kon de helderziendheid niet getoetst worden. Alles tezamen heeft Fr. hier dus geen blijk gegeven van paranormale begaafdheid. In een andere loekoe evenwel openbaarde hij iets wat hij normaal wel niet te weten Kon komen. Toch is deze loekoe waardevol voor onze antropologische kennis. Wat het lot van C. betreft, hij heeft daarna nog enkele keren met mij gesproken. IK heb hem daarbij niet willen adviseren zich onder behandeling van Walter te stellen. Hij heeft dit ook niet gedaan en ik heb hem verder uit het oog verloren. | ||||||
[pagina 75]
| ||||||
Literatuur
| ||||||
De auteurJ. Schoffelmeer (Groningen, 1918) vatte na aankomst in Suriname belangstelling op voor de winti-cultus, zowel om de antropologische als om de eventuele paranormale kant ervan. Publiceerde in De Vrije Stem (oktober 1977-oktober 1978) een vijftigtal artikelen onder de titel ‘Geesten en goden bij Winti’, en in Spiegel der Parapsychologie (1983) een bijdrage over een verwant onderwerp ‘Bestaan er heksen?’ Wijdt zich sinds eind 1977 fulltime aan het onderzoek naar deze godsdienst. |
|