Kontraktmigratie en de gevolgen voor de Surinaamse samenleving: inleiding
Silvia W. de Groot
Het vijfde colloquium van het I.B.S., dat op zaterdag 27 april 1985 in Amsterdam plaats vond, betekende tevens ons eerste lustrum als stichting; bovendien luidde het de vierde jaargang in van ons tijdschrift OSO.
Onze stichting kan, meen ik, op vijf vruchtbare jaren terugzien, in die zin dat wij zo goed mogelijk voldaan hebben aan onze doelstelling: het belang aantonen en uitdragen van de bestudering van facetten van de Surinaamse cultuur: de geschiedenis, de letterkunde en de linguïstiek, met als uitgangspunt de Surinamer.
Financieel kunnen wij, en dan nog met steun van buiten, het hoofd maar net boven water houden. Ik wil dan ook weer onze jaarlijkse bede uitspreken: steun het I.B.S. door donateur te worden èn abonneer U op OSO.
Het Soeterijntheater in Amsterdam was voor de derde keer onze gewaardeerde gastheer. Alvorens in te gaan op het onderwerp van het colloquium, wil ik U nog even in wat jaren en jaartallen dompelen: omstreeks 5000 jaar geleden werden de Guyana's bevolkt door een stroom migranten uit het westen van Zuid-Amerika. Omstreeks 500 jaar geleden stootten Europeanen bij hun zoeken naar Oost-Indië op de kusten en eilanden van het Zuidamerikaanse continent en noemden de bewoners abusievelijk Indianen. 150 jaar later vestigden andere Europeanen zich in de Guyana's, waaronder Suriname, gebruikten de Indianen zonder veel succes als slaven en schakelden over op geïmporteerde slaven uit Afrika. Toen die bron van gedwongen arbeid in de 19e eeuw opdroogde, werd overgeschakeld naar een nieuw gebied voor gedwongen arbeid, eufemistisch kontraktarbeid genoemd, en wel het Verre Oosten.
In 1835 (150 jaar geleden) kwamen de eerste Chinese kontraktmigranten in Suriname aan, in 1873 de eerste Brits-Indische en in 1890 de eerste Javaanse. Dit colloquium is gewijd aan deze laatste drie golven van nieuwkomers, die nu al generaties lang op belangrijke en intensieve wijze hun aandeel hebben in verleden, heden en toekomst van Suriname. Daarom noemden wij dit colloquium dan ook ‘Kontraktmigratie en de gevolgen voor de Surinaamse samenleving’.
Dr. P.C. Emmer ging in op de wijze van werving van kontraktarbeiders voor Suriname in Brits-Indië tussen 1872 en 1916.
Dr. Th. Damsteegt behandelde de kenmerken van het Sarnami en de ontwikkeling van die taal aan de hand van de relatie tussen het Sarnami en de Indiase talen waarmee het verwant is.
Sandew Hira sprak over verschillende vormen van verzet tegen het systeem van kontraktarbeid.
De lezing van mevrouw Drs. J.C. Ankum-Houwink ging over de Chinese ‘gastarbeiders’ in Suriname in de eerste helft van de 19e eeuw. Aangezien deze bijna allen gebruik maakten van hun recht op vrije terugtocht na afloop van hun kontraktperiode, waren zij relatief te duur voor de plantagehouders.