| |
| |
| |
Het Surinaamse huwelijk
Angela van Leeuwen
In dit artikel pas ik de woorden ‘Surinaamse huwelijk’ voornamelijk toe op het concubinaat van een blanke man met een gekleurde vrouw in de kolonie Suriname.
Vanaf het begin der kolonisatie ontwikkelde Suriname zich tot een klassiek voorbeeld van een plantagekolonie, met als kenmerk een op winststreven gerichtte produktie voor de markten overzee. De kolonisten bestonden hoofdzakelijk uit blanke mannen, voor wie een verbod gold op interraciaal sexueel contact. De letterlijke tekst van het door gouverneur-generaal Van Aerssen van Sommelsdijck in 1686 uitgevaardigde verbod luidde:
Alle inwoonders werden scherpelijck verboden haer met de negerinnen of indianinnen, veel min met de vrije indianinnen, gemeen te maecken en vleeschelijcke conversatie met die te pleegen, op verbeurte die sulcx doet van twee duysent ponden zuycker... (West Indisch Plakaatboek, 1973/ 168).
Was het blanke mannen verboden omgang te hebben met negerinnen op straffe van een forse boete, een blanke vrouw die ‘zoiets’ deed werd terstond uit de kolonie verbannen. In een plakaat van 28 januari 1711 staat:
Soo ist dat wij om diergelijke onnatuurlijke hoererijen en overspellen in toecomende voor te comen, goedgevonden hebben te ordonneren... in gevalle sal werden bevonden dat eenig blank vrouwspersoon, ongehuwd synde, vleeschelijk gemeenschap sal hebben gehouden met een neger, hetselve vrouwspersoon strengelijk sal werden gegeselt ende voor al haer leven uyt dese colonie gebannen.
Ende in gevallen eenig getrouwt vrouwspersoon daartoe mogte komen vervallen, sal derselve niet alleen strengelijk werden gegeselt, maer ook gebrandmerkt ende voor haer leven uyt deese colonie gebannen ende sal de neger daarmede hetselve sal zijn geschiet sonder eenige conniventie met de dood werden gestraft. (West Indisch Pakaatḅoek, 1973/ 227).
Het zal u ook opgevallen zijn dat hier veel krassere taal wordt gebruikt dan in het eerder genoemde interraciaal sexueel verbod voor blanke mannen.
Nadat het aantal blanke gezinnen, dat zich blijvend in de kolonie vestigde, bijna tot een uitzondering ging horen, begon bij de overheid het besef te groeien dat bij de aanwezigheid van een gering aantal blanke vrouwen een interraciaal verbod op sexuele contacten neerkwam op het verbieden van een sexuele relatie, hetgeen de individuele vrijheid van
| |
| |
de kolonist toch wel erg beperkte. In het reglement voor plantagebedienden van 31 augustus 1784 is het verbod dan ook afgezwakt en gold de grootste zorg het voorkomen van moeilijkheden.
De getalsverhoudingen tussen de aantallen blanke mannen en vrouwen waren nooit erg gunstig geweest, maar na de beurscrisis van 1773 nam het aantal blanke gezinnen, dat zich blijvend in Suriname vestigde, gestadig af. Daarbij komt dat vanaf 1773 de administrateurs, die met het beheer van de plantages waren belast bij voorkeur ongehuwde directeuren aanstelden op de plantages. Rond deze tijd doet het concubinaat van de blanke man met de gekleurde vrouw onder de naam het ‘Surinaamse huwelijk’ zijn intrede.
Wanneer zocht een blanke man een huishoudster en waarom? Binnen een samenleving waar, na talloze overtredingen van het verbod op interraciale sexuele contacten, aarzelend werd erkend dat een sexuele relatie tussen een blanke kolonist en een gekleurde, al dan niet vrijgelaten, slavin kon voorkomen, vereisten de toenmalige maatschappelijke conventies, dat de concubine de huishoudsterrol vervulde. Dit om de relatie naar buiten toe een zakelijk karakter te geven en de maatschappelijke tolerantie voor het ‘Surinaamse huwelijk’ mogelijk te maken. Openlijk toegeven dat hij een concubine had, zou voor de vrijgezel in de tropen hebben betekend, dat hij óf zijn sexuele behoeften en/of een emotionele verbondenheid met een gekleurde vrouw openbaarde. Het eerste was niet ‘comme il, faut’, het tweede lang niet altijd waar. Het ‘Surinaamse huwelijk’ had voor de blanke kolonist niet altijd een emotionele betekenis. Voor een wettig huwelijk prefereerde de blanke vrijgezel in de tropen in het algemeen toch een blanke vrouw. Zijn vroegere huishoudster, die hem al die tijd met zorg en misschien zelfs met liefde had omringd, diende dan geruisloos van het toneel te verdwijnen.
Een treffend voorbeeld hiervan is de geschiedenis van Jetta. Zij was de dochter van een directeur en zijn huishoudster Aretta en woonde op de plantage. Hier maakte zij kennis met Eduard. de blankofficier die bij haar vader in dienst was. De functie van blankofficier is te vergelijken met de huidige functie van opzichter.
Jetta werd zijn lust en leven in de eenzaamheid. Hij beraamde met haer de middelen tot hunne vereeniging. De wet, noch de kerk had daarmede iets te maken,
zo staat letterlijk in de bronnen vermeld. (Kwamina, 1869: 32)
Nadat Jetta's moeder toestemming had gegeven, werden Jetta en Eduard een paar. Toen de directeur van de plantage onverwacht overleed, moest de plantage worden verkocht om de schulden te betalen. Er was echter nog wat geld voor Jetta en haar moeder over, om zich vrij te kopen en in een klein huisje in de stad te gaan wonen. Het was Eduard, als blankofficier, niet toegestaan een vrije vrouw bij zich te houden en hij zag zich gedwongen ontslag te nemen en een betrekking in de stad te zoeken. Eduard kwam Jetta en hun dochtertje regelmatig opzoeken. In de stad kwam Eduard nu ook in contact met Hollandse families en bij een van deze families ontmoet hij Hortense, die zeer verliefd op hem wordt.
Zijn verkeer in het huis van Mevrouw van Hulst en bij andere beschaafde families hadden hem de schoone plaats, die de vrouw des huizes inneemt zoo treffend aangetoond en de wanverhouding, die het gevolg zou zijn van een huwelijk met zijn huishoudster (Ibid.: 517).
Eduard besluit met de blanke Hortense te gaan trouwen.
| |
| |
Nadat Eduard Jetta van zijn plannen op de hoogte had gesteld, was deze ten einde raad. Jetta zocht troost bij een Winti-bijeenkomst. Daar probeerde een vroegere geliefde van Jetta haar aan te sporen tot wraak op Eduard. Maar Jetta wilde alleen de liefde van Eduard terugwinnen en zocht naar een liefdesdrank. De vroeger geliefde bood aan deze voor Jetta te gaan halen en zo gebeurde het. Helaas had de jaloerse vroegere bewonderaar een gifpoeder gevraagd. Als Jetta nietsvermoedend de liefdesdrank aan Eduard toedient, komt deze te overlijden. De gebeurtenissen grepen Jetta zo aan dat haar geest verward raakte en zij kort daarop ook overleed.
Kortom, in de meeste gevallen zocht de blanke man een huishoudster uit een behoefte aan verzorging. In een enkel geval kwam een Surinaams huwelijk tot stand uit politieke motieven. Dan koos een blank-officier, al dan niet in opdracht van zijn directeur, een dochter uit een uitgebreide slavenfamilie als huishoudster, om op deze manier invloed op de slavenmacht te kunnen uitoefenen.
Hoe werd het Surinaams huwelijk gewaardeerd binnen de Surinaamse maatschappij? In het algemeen werd het Surinaamse huwelijk binnen de groep kleurlingen aanvaard en geaccepteerd als een middel om de economische situatie en de sociale status van de vrouwelijke slaven te verbeteren. Meestal, ontstaat een concubinaat daar, waar juridische en/of sociale factoren een beletsel vormen om tot het sluiten van een wettig huwelijk over te gaan. Bij het ontstaan van het Surinaamse huwelijk spelen beide factoren een rol. Zowel de juridische status van de slaaf (een ding en geen persoon) als de sociale en economische afstand tussen de blanke en gekleurde bevolking, vormden beletselen voor het tot stand komen van een wettig huwelijk.
Een uitzondering hierop zijn de huwelijken van de vrijgelaten slavinnen Elisabeth Samson en Francina de L'Isle. In beide gevallen waren de dames echter zeer gefortuneerd.
| |
Het huwelijk van Elisabeth Samson 1767
In 1764 wilde de blanke organist van de Hervormde Kerk, de heer C.P. van Brabandt een wettig huwelijk sluiten met de rijke vrije negerin Elisabeth Samson. Gezien wat eerder is gezegd over de verboden op interraciale sexuele relaties, is het begrijpelijk dat de Heren Commissarissen van Huwelijkse Zaken zeer verrast waren, toen zij vernamen dat de blanke heer Van Brabandt met een negerin wilde trouwen. Het sluiten van een huwelijk is een civiele daad en als zodanig viel deze onder de directe bevoegdheid van de Commissarissen van Huwelijkse Zaken en indirect onder de bevoegdheid van het Hof van Politie in Suriname. Verrast door het besluit van de heer Van Brabandt vroegen de leden van het Hof van Politie zich af of er geen wettige gronden te vinden waren, die een wettig huwelijk tussen een blanke man en een niet-blanke vrouw uitsloten. Uit de tijd van Van Aerssen van Sommelsdijck (1683-1688) meenden men zich te herinneren, dat er een verbod bestond dat een wettig huwelijk tussen een blanke man en een (vrije) negerin uitsloot. Maar voor het verlenen van toestemming, zo stelden zij, pleitte het feit dat het kapitaal van de vrije negerin Elisabeth Samson door een huwelijk in gemeenschap van goederen met de blanke heer Van Brabandt later ‘in blanke handen’ zou komen. Omdat de Raden in eerste instantie afwijzend hadden beschikt, uit angst dat toestemming voor dit huwelijk mogelijk zou leiden tot een huwelijk tussen een blanke vrouw en een zwarte man, had Elisabeth Samson met behulp van een zaakwaarnemer zich rechtstreeks gewend tot de Directeuren van de Sociëteit. Deze besloten dat er geen wettige gronden be- | |
| |
stonden, die een huwelijk tussen een blanke man en een niet-blanke vrouw uitsloten, maar de uiteindelijke beslissing lieten zij over aan het Hof van Politie te Suriname.
Het duurde tot 1767 eer de vrije negerin Elisabeth Samson toestemming kreeg een wettig huwelijk te sluiten met de blanke heer Zobre. De eerste huwelijkskandidaat, de heer Van Brabandt, was inmiddels overleden.
| |
Het huwelijk van de vrije negerin Francina Cornelia de L'Isle, 1826
De vrije negerin Francina Cornelia de L'Isle was de huishoudster van de blanke heer Filippo Cavali. Cavali en zijn huishoudster woonden in Paramaribo in de voorstad Zeelandia. Hier zwaaide Francina de scepter over meerdere huisslaven. Op 24 januari 1824, na de dood van de heer Cavali, werd zijn testament voorgelezen en bleek dat Francina Cornelia de L'Isle tot universele erfgename van de heer Cavali was benoemd. Cavali uitte op deze wijze zijn dankbaarheid voor de goede zorgen, waarmee Francina de L'Isle hem tijdens zijn leven had omringd. Hij liet zijn huishoudster welverzorgd en economisch onafhankelijk achter. 2/3 van de gehele erfenis had zij, de huishoudster van Cavali gekregen. 1/3 deel ging naar de administrateurs, de gebroeders Weissenbruch, die tevens met het beheer van de nalatenschap waren belast. Daar Francina niet kon lezen, moest zij mondeling bericht worden over de maandelijkse opbrengsten van de plantages Livorno en Schoonauwen. De administrateurs lieten dit nogal eens achterwege. ‘Francina heeft daarom naar iemand gezocht die haar belangen kon behartigen’, zo staat in de bronnen vermeld. Zij maakte kennis met de blank-officier Ludwig Forberger. Deze wierp zich op als zakelijk adviseur van Francina de L'Isle. Nadat Francina hem de voorgeschiedenis had verteld en hij de stukken had bestudeerd, concludeerde Forberger dat de administrteurs van de plantage Livorno, de gebroeders Weissenbruch, zich ten onrechte een derde deel van de gehele erfenis van de heer Cavali hadden toegeëigend. Volgens Forberger hadden zij slechts recht op een derde deel van de plantage Livorno en niet op een derde deel van de gehele erfenis bestaande uit zowel de plantage Livorno als de kostplantage Schoonauwen, het huis in de stad Paramaribo en vele waardepapieren. Hierover startte Ludwig Forberger, namens Francina de L'Isle, een gerechtelijke procedure. Toen echter bleek, dat de erfenis van de heer Cavali tevens een aanzienlijke schuld aan een heer
Beaumont omvatte, kwam de verdeling van het testament verder niet meer ter sprake en werd in de gerechtelijke procedures alleen gekibbeld over de maandelijkse afrekeningen van de plantage Livorno, die volgens Forberger veel meer suiker moesten opbrengen dan de gebroeders Weissenbruch in hun maandstaten vermelden.
De economische belangen, die Ludwig Forberger voor Francina de L'Isle en zeker ook voor zichzelf, wilde behartigen, leidde tot het sluiten van een wettig huwelijk in gemeenschap van goederen. Dit is dan het tweede voorbeeld van een wettig huwelijk van een rijke vrije negerin met een blanke man. Blijkbaar had Elisabeth Samson in 1767 een precedent geschapen, want uit de bronnen is niets gebleken van enige hinder van overheidswege bij het tot stand komen van de formele wettige verbintenis tussen Francina de L'Isle en Ludwig Forberger op 7 maart 1826.
Wat kunnen de beweegredenen van Francina de L'Isle zijn geweest om een wettig huwelijk in gemeenschap van goederen te sluiten met Ludwig Forberger? Economische motieven kunnen dit niet zijn geweest. Vanuit dit standpunt bekeken ‘verloor’ Francina door dit huwelijk een deel van haar economische vrijheid. Echter, de gebroeders Weissenbruch beheerden de nalatenschap van Cavali. Hoe wist Francina of de cijfers die men haar
| |
| |
voorlas overeenstemden met de papieren maandstaten, die zij zelf immers niet kon lezen? Ludwig Forberger, als voormalig blank-officier en directeur van een plantage, kon haar met zijn kennis en ervaring met raad en daad bijstaan. Daarbij kwam dat Francina's sociaal aanzien bij de gekleurde bevolking aanmerlijk steeg door het sluiten van een wettig huwelijk met een blanke man.
Mij lijkt het niet erg waarschijnlijk dat Francina gepoogd heeft aansluiting te vinden bij de kring van blanke, vooral getrouwde, dames en/of in deze kring werd opgenomen. Bepalend voor de mate van sociale acceptatie was in deze blanke kringen de positie die de man in de Surinaamse maatschappij innam. En daar Ludwig Forberger, als voormalig directeur, zijn economische positie voornamelijk ontleende aan het in gemeenschap van goederen gesloten huwelijk met Francina de L'Isle, is het niet waarschijnlijk dat Forberger en/of Francina in de blanke kringen werden geaccepteerd.
| |
De houding van de blanke vrouw tegenover het Surinaamse huwelijk
Over de verhouding van de blanke vrouwen in Suriname onderling, kan in het algemeen gezegd worden, dat de blanke vrouw zich voegde naar het bestaande rangen- en standenstelsel in de Surinaamse koloniale maatschappij. De sociaal-economische en godsdienstige achtergronden van de vrouwen in Holland, waren mede bepalend voor het soort huwelijken dat zij later sloten en de wijze waarop de getrouwde blanke vrouwen zich in de kolonie Suriname konden manifesteren. De positie van de man was bepalend voor de vraag of en hoe de getrouwde dames onderling met elkaar konden omgaan. Op sociale bijeenkomsten werden alleen de getrouwde blanke dames en de ‘ongehuwde’ directeuren uitgenodigd; de huishoudsters bleven thuis.
De blanke getrouwde vrouw wierp zich op als beschermster van de eer en goede naam van het blanke gezin. De gekleurde vrouw werd gezien als de ‘slechte’ vrouw. Vanuit haar morele en godsdienstige ethiek, veroordeelde de blanke vrouw de gekleurde concubine en weerde haar uit het sociale leven. Hierbij heeft de jaloersheid van de blanke vrouw ten opzichte van haar gekleurde rivale, mijns inziens, mede een rol gespeeld. Jaloezie, omdat het maar al te dikwijls voorkwam dat de blanke man, naast zijn blanke wettige echtgenote een gekleurde bijvrouw had.
Pas met de opkomst en de acceptatie van een aparte kleurlingengroep, in het midden van de 19de eeuw, kan er sprake zijn van een zekere sociale acceptatie van de wettig gehuwde gekleurde vrouw, op voorwaarde dat de economische positie van de man de sociale en raciale barrière kon overbruggen.
| |
De situatie na 1863
De afschaffing van de slavernij in 1863 gaf de slaven juridisch de vrijheid, maar slechts langzaam ontstond het gevoel vrij te zijn en heel aarzelend kwam een verandering op gang in de bestaande sociale structuur. Om te kunnen voortbestaan waren de slaven steeds gedwongen geweest hun familieleven aan te passen aan de omstandigheden. Op de slavenschepen werden mannen en vrouwen gescheiden. Later kon de slaaf alleen met toestemming van de meester een vaste verbintenis met een vrouw aangaan. Tot 1808 was een samenwoningsverbintenis bij slaven eerder uitzondering dan regel. Het werd de gekleurde man wel toegestaan bezoeken af te leggen. Door deze maatregelen hopten de plantagehouders dat er geen blij- | |
| |
vende verbintenissen ontstonden, die bij een eventuele verkoop van slaven alleen maar moeilijkheden zouden veroorzaken.
Na de afschaffing van de slavenhandel in 1808, werd het noodzaak de slavenmacht op peil te houden en het aantal geboorten te vergroten. In Nederland ontstond zelfs het plan om door invoering van de Christelijke godsdienst het geloof onder de slaven te verspreiden en op deze manier het Christelijk huwelijk in te stellen. Daardoor zouden de huwelijksbanden worden versterkt en waarschijnlijk meer kinderen worden geboren, zo redeneerde men in Nederland.
De planters in Suriname hadden geen enkele belangstelling voor deze plannen. Vanaf 1816 werd daar de RK-missie weliswaar aarzelend toegelaten, maar de Roomskatholieke priesters waren gedwongen in het geheim kerkelijke huwelijken in te zegenen.
Uit deze jarenlage gedwongen wijze van gescheiden leven bij de gekleurde bevolking in Suriname, is het ontstaan te verklaren van de ‘komende en gaande’ man. De vrouw kreeg hierdoor een centrale rol in het gezin toebedeeld.
Volgens een onderzoek uit 1965 dat onder de Creoolse bevolking van Paramaribo bij 518 huishoudens werd gehouden, bleken slechts in 269 huishoudens man en vrouw samen te wonen. 152 van de 269 paren waren wettig getrouwd. 117 paren leefden in concubinaat. Van de onderzochte 518 huishoudens, bleken in 209 huishoudens een vrouw aan het hoofd van het gezin te staan (Helman, 1978: 246, 247).
Tot op de dag van vandaag is het burgerlijke huwelijk onder de Creoolse bevolking niet de meest gewenste samenlevingsvorm. De alternatieven, in concubinaat leven of een bezoekersrelatie aangaan, hebben de voorkeur en zijn maatschappelijk algemeen aanvaard. De Creoolse vrouw is zich bewust van het risico dat zij op oudere leeftijd mogelijk niet door een echtgenoot of ‘concubaan’ wordt onderhouden. Niet voor niets wordt een kind vaak ‘mijn bijstand voor de toekomst’ genoemd (Helman, 1978: 251).
Op godsdienstige en sociale gronden wordt er in sommige lagen van de bevolking nauwelijks aan familieplanning gedaan. Niet iedereen is hier tevreden over. Getrouwde vrouwen zien achteraf in, dat het onderhouden van een groot gezin, niet bevorderend werkt voor een snelle stijging op de sociale ladder. Voor de ongehuwde vrouw is de geboorte van een kind lang niet altijd een blijde gebeurtenis. In de midden- en hogere klasse lijdt het meisje dat ongehuwd zwanger wordt wel degelijk prestigeverlies. In de lagere klasse is hiervan minder sprake.
Het Surinaamse huwelijk bestaat tegenwoordig nog steeds. Door de tijden heen, heeft de man het meeste voordeel uit deze verbintenis weten te halen. Het ontbreken van een wettelijke band, heeft er in veel gevallen toe geleid dat de man zijn plichten ten opzichte van zijn gezin ‘vergeet’. De vrouwen hebben de verantwoording voor het gezin noodgedwongen naar zich toegetrokken. Deze vrouwen achten zich wel gebonden aan de regels van het Surinaamse huwelijk, voor mannen blijft het te vaak een vrijblijvende verbintenis.
| |
Literatuur
Helman, A., Culturele Mozaick van Suriname. Zutphen, 1978. |
Kwamina, J., Schetsen en beelden uit een vreemd land. Amsterdam, 1869. |
| |
| |
Leeuwen, A. van, Het huwelijk van de vrije negerin Francine de L'Isle. Doktoraalskriptie Historisch Seminarium (UvA). Amsterdam, 1982. |
West-Indisch Plakaatboek, Plakten, ordonnantien en andere wetten, uitgevaardigd in Suriname. Delen 1 en 2. Amsterdam, 1973.
| |
De auteur
Drs. A. van Leeuwen (geboren in 1949 te Amsterdam) studeerde in 1982 af in de Nieuwe Geschiedenis aan het Historisch Seminarium van de Universiteit van Amsterdam. Haar skriptie-onderwerp was ‘Het huwelijk van de vrije negerin Francina de l'Isle; De vrouw op de achtergrond’.
Zij werkt nu als verslaggeefster bij de Alkmaarsche Courant.
|
|