Defares: Als we kijken naar landen die gekoloniseerd zijn, dan zien we dat de meeste bewegingen en veranderingen die daar op gang zijn gekomen, gestimuleerd zijn vanuit het moederland. Het zijn de mensen die in het moederland geweest zijn, die telkens de impuls hebben gegeven zodat er bepaalde dingen op gang kwamen. Een concreet geval waar vandaag over gesproken is, is dat van de Hindostani. Er kan verder gewezen worden op bijvoorbeeld de Vietnamese oorlog, die in Parijs is begonnen, enz.. Stimulans vanuit Nederland is welkom en ik weet niet of het gevoel dat sommige Surinamers in Nederland hebben, gerechtvaardigd is, dat gevoel van uitgesloten te zijn. Als ik afga op wat de machthebbers mij zeggen, op wat bijvoorbeeld de ambassadeur van Suriname in Nederland verklaard heeft, dan wordt er integendeel van officiële kant van alles aan gedaan om mensen die terug willen, die kans te bieden. In de dagelijkse omgang met mensen merk je wel eens dat er gezegd wordt: ‘Ach die mannen in Nederland’, maar het is zeker geen officieel beleid.
Khemradj: Professor Voorhoeve, ik zou u twee vragen willen stellen. U geeft op grond van historische ontwikkelingen de meeste kansen aan het Sranan, en dat is geloof ik ook na twee dagen praten hier duidelijk naar voren gekomen. U zegt dat daar voordelen aan zijn verbonden, maar ook nadelen. Kunt u die tegen elkaar afwegen?
Voorhoeve: Het eerste voordeel is dat het Sranan Tongo door de meeste Surinamers wordt gebruikt, waarna dan het Nederlands op grote afstand komt. Dus als men kiest voor een nationale taal, is het Sranan Tongo in ieder geval een serieuze kandidaat. En verder is dat een taal die zeer efficiënt gebouwd is omdat die in het verleden echt gemaakt is a.h.w. om communicatie tussen mensen van verschillende talen te kunnen bewerken, en daarom een taal is die heel snel aangeleerd kan worden, zodat de 10 à 15 procent van de mensen die deze taal niet gebruiken, zich op een veel gemakkelijker manier in deze taal kunnen gaan uiten dan als bijvoorbeeld Spaans gekozen zou worden. Dit zijn de twee voornaamste voordelen en bovendien is dit de enige taal die in Suriname is ontstaan, zodat we daarmee een zekere Surinaamse identiteit zouden kunnen bewerken. Ja, de nadelen zijn natuurlijk dat het toch in vele gevallen wordt gezien als de taal van de Creolen, de taal van de Creoolse cultuur, en dat we er daarom duidelijk aan moeten denken, wanneer de Surinaamse gemeenschap inderdaad vindt dat deze taal het meest geschikt is om als nationale taal dienst te doen, dat dit niet alleen geldt voor Creolen maar ook voor andere bevolkingsgroepen. Die moeten zich er ook in kunnen vinden. Dus die taal zal zich open moeten stellen voor alle andere invloeden, die van niet-Creolen, Surinamers.
Khemradj: Vindt u het dan geen verloren tijd wanneer een man als Motilal Marhé zegt dat het Sarnami-Hindi verloren dreigt te gaan? Zegt u dan ‘dat moet maar gebeuren’?
Voorhoeve: Nee, zeker niet. Ik vind ook dat er tegen het verloren gaan van het Sarnami-Hindi gewaakt moet worden. Wanneer men, om practische redenen, het Sranan Tongo kiest als de nationale taal, dan wil dat niet zeggen dat het alle functies moet vervullen - dat zeg ik ook aan het begin van mijn lezing, dat een taal vele functies heeft. Men moet ook niet naar Nederland kijken, waar het ABN de nationale taal is en in het onderwijs is ingevoerd tot op de universiteit; dat is helemaal niet nodig. Ik ken veel voorbeelden; ik heb bijvoorbeeld Tanzania aangehaald, waar het Swahili een dergelijke rol vervult als contactmiddel tussen de verschillende groepen die hele andere talen spreken. Ik meen dat er ± 150 talen in Tanzania worden gesproken en men accepteert het Swahili als een gemeenschappelijke taal die een beperkt