| |
| |
| |
Vyftiende Saamenspraak.
De Alliantie met Vrankryk zal zekerlyk niet aangenaam geweest zyn voor Willem den Vyfden.
Dat kunt gy gemaklyk begrypen. Deeze Alliantie was de doodsteek voor de Overheersching, die intusschen op een ander verfoeilyk middel was bedagt geworden.
De gewoone toevlugt der Stadhouders.
Waarby zy altoos het meeste gevorderd zyn, om dat het geen tegenwerking ontmoetede.
Zoud gy my de voornaamste Oproeren, niet kunnen aanstippen?
Ik zal 'er u eenige trekken van voorhouden, want alles op tenoemen is onmooglyk.
Ik begeer 'er slegts zo veel van te weeten, als my in staat kan stellen, om
| |
| |
het caracter van Willem den Vyfden grondig te kunnen beoordeelen.
Het oogmerk van Willem was het zelfde, dat alle zyne voorzaaten gehad hadden, de verkryging naamlyk van het opperste gezag, of de Graaflyke waardigheid. Dit kon hy op eene Wettige wyze nimmer meester werden; want hoe veel invloed hy ook op de Staaten had, en hoe zeer dezelven ook van zyne hand vloogen, tot dat uiterste konden of zouden zy nimmer besluiten, om het opperbestuur dat zy in handen hadden, aan een Stadhouder optedraagen, dit zou een zaak van de schroomlykste gevolgen voor de Staaten zelf worden, behalven dat zulk een opdragt ook op verre na niet wettig zou kunnen genaamd worden. De Prins derhalven moest den Toevlugt tot het gemeen neemen; dit moest opgestookt, tegen de goede Regenten vooringenoomen en aan 't muiten gebragt worden, en, by de verwoesting en de omkeering der goede order, op de Lyken der beste Vaderlanders den Graaflyken troon oprigten.
Op den 6 December 1782 begon men in 's Haage: eenige slegte knaapen, befaamde guiten, liepen met een dankadres aan de Huizen der Burgers, ter ondertekening rond.
| |
| |
Het kwam hoofdzaaklyk daar op neder: Dat de Ondergetekenden de eer hadden aan zyne Doorlugtige Hoogheid plegtig te verzeekeren, dat zy zig altoos als eerlyke en goede Ingezetenen zouden gedraagen, en vooral waakzaam zyn ter bewaaring der Prerogativen en Privilegien van zyn Hoogheid enz. Met dit Adres werd het eerloos bedryf, de schandlyke werkloosheid van den Afgod van het Grauw goedgekeurd, en hem alle ondersteuning toegezegd.
Ter bereiking der vloekwaardigste oogmerken.
Dit Adres vond verscheiden Tekenaars. De Oranjevrinden achteden zig 'er hooglyk mede vereerd, en vereerden de Prinslyke oproerstookers met Ducaaten en gouden Ryders, om eens lustig vrolyk te zyn.
Dat zy zekerlyk niet nalieten?
Onder het pleegen van verscheiden baldaadigheeden, riep men dien zelfden avond nog dapper, Oranje boven! – en men dagt niet anders of 'er zou nog dat zelfde tydstip een bloedbad zyn geopend geworden, alles ten minsten was aan de zyde van Oranje 'er naar ingerigt: want nog de Militie, noch de Justitie gebruikten eenige voorzorg ter stuiting deezer buitenspoorige Oproerigheeden.
| |
| |
Maar hoe naamen de Staaten dit op?
Zy beschouwden deeze gebeurtenis uit een geheel ander oogpunt dan Willem den Vyfden; zy noemden dit bedryf oproerig; de Stadhouder daarentegen poogde hen diets te maaken, dat het niet anders dan een Volksvrolykheid geweest ware, die hy door de Troepen van den Staat niet had willen beletten.
Aan zulke gruwelen, geschikt om een Land te verderven, geeft men den Naam van Volksvrolykheid!
Deeze fraaie Naam, ofschoon door een Stadhouder uitgedagt, deed echter weinig af. De Staaten beslooten de Aanstookers van dit Oproer crimineel te vervolgen, doch het Canailje, dat zig daartoe had laaten gebruiken, nam de vlugt, en liet ons in de onzekerheid wie de eerste Beleiders 'er van waren: – Dit was echter niet moeilyk te gissen, wanneer men naging, wie de agtergebleeven Vrouwen en Kinderen deezer vlugtelingen, volop ondersteunde.
Ter vergoeding zekerlyk voor hun gemis.
Hoe zeer nu ook dergelyke vrolykheeden ingerigt waren, om onze Vryheid den doodsteek te geeven, hadden zy echter
| |
| |
eene tegenovergestelde uitwerking, die de Oranjeparty zig nimmer had voorgesteld.
De Burger uit dit en andere gevallen duidlyk bespeurende, dat de toeleg van Oranje was, om door het berokkenen van oproeren het spel meester te worden, en alles naar zyn hand te zetten, en zo wel uit de geschiedenis weetende, als door de ervaaring geleerd zynde, dat de oproeren voor 't grootste gedeelte altoos aan de verderflyke bedoelingen van de Stadhouder beantwoord hadden, besloot om tegen het oproer een tegenwigt te stellen, waardoor deszelfs grootste kragt verbrooken werd.
Het oprigten van gewapende Burgercorpsen. Tot nog toe had men gezien, dat ten tyd van oproer, de weldenkenden zig verpligt vonden stil te zyn, en de rigting te volgen, die een muitend Graauw, onder de aanvoering van Oranjegrooten, aan de algemeene zaaken goed vond te geeven, – dit moesten zy doen, om dat, hoe bondig zy ook beredeneerden gelyk te hebben, de beste redenen en bewyzen niets afdeeden by een woesten hoop, dat met het breekyzer of mes in de vuist onzinnig uitschreeuwde: Zo en zo moet het weezen! – De weldenkende Vaderlander viel dus op het denkbeeld, om de geweldige en
| |
| |
moordgierige bewyzen van het hollende Gemeen, niet blootlyk met redenen, maar ook met kruit en loot te ontzenuwen, en lag zig daarom toe op de beoeffening der Wapenen!
Dit is de gelukkigste wederlegging!
De Oranjeparty ten uitersten bedugt, dat deeze wys om het Graauw te wederleggen en te overtuigen, alomme in gebruik mogt komen, en voorziende, dat het Huis van Oranje, allen steun zou missen, wanneer zy niet langer door oproer en moord haare heillooze poogingen zou ondersteunen, verzettede zig uit alle magt tegen de Burgerwapenoeffening, en liet niets onbeproefd, om dezelve in haar geboorte te smooren.
Nu begryp ik de reden, waarom verscheiden Regeeringen, zulke hevige vervolgingen tegen de gewapende Genootschappen aanrigteden.
Alle deeze tegenwerkingen en gewelddaadige onderdrukkingen echter werkten niet anders uit, dan dat zy den Burger des te meer van de Noodzaaklykheid der Wapenoeffening overtuigden; want was 'er Oranje zo veel aan geleegen, dat Hemel en Aarde, om zo te spreeken, bewoogen moest worden, om een Wapenoeffening te weeren, die alleen tegen oproeren was inge-
| |
| |
rigt, des te noodzaaklyker en van te grooter aangeleegenheid was het voor de Burger, om Oranje verdagt te houden van de verfoeilykste oogmerken, en tegen dezelve op zyn hoede te weezen
Had Oranje geen oproer in 't zin gehad, dan behoefde hy noch zyn Aanhang, die geenen niet te vervolgen, die de Wapenen opvatteden, om tegen de oproeren te waaken.
Dit spreekt van zelve. Evenwel is dit de reden alleen niet, waarom veele Regeeringen zig tegen Burgerwapening aankanteden.
Welke redenen waren 'er dan meer?
Wanneer de Burger weet wat Vryheid is, en welke zyne Rechten zyn, en hy is ongewapend, dan heeft die kennis bedroefd weinig te beduiden, wanneer zyn Overheerschers de Militaire magt kunnen of durven bezigen, om den Burger te doen zwygen, of den kop voor de voeten te leggen.
Doch is de Burger gewapend, en in staat om zyne Vryheid en Rechten te verdeedigen, dan heeft de Aristocraat en de Overheerscher alles te vreezen; dan kan de Tyranny berekenen, dat het Ryk van wille-
| |
| |
keur en geweld spoedig ten einde loopt. ‒ en in het laatste geval bevonden zig verscheiden Regenten.
Ik had de zaak zo diep niet ingezien. Maar zyn 'er nog meer redenen?
Er zyn 'er, ja! maar het behoort tot onzen tegenwoordigen taak niet, die te ontleedigen.
Dus ontstond 'er binnen weinig tyds een vry aanzienlyke Burgermagt, die by de welgeoeffenheid haarer Leden, ook de gelukkige verééniging der onderscheiden Corpsen voegden, die op Nationale en Provinciale vergaderingen, de algemeene belangen deed behartigen.
En voorkwam men door dit middel de Oproeren?
Niet geheel; evenwel verlooren ze haar meeste kragt, en in Holland hadden ze op verre na die uitwerkingen niet meer, die zy voorheen hadden, en welke de Oranjeparty 'er van verwagtende was.
Welke zyn dan vervolgens de voornaamste Oproeren?
Men begon dezelven op veelen plaatsen van ons Vaderland aanterigten Te
| |
| |
Leyden en te Amsterdam begon men den ouden deun van Oranje boven te hooren; verscheiden buitenspoorigheeden hadden 'er plaats, doch inzonderheid had men op den 8. Maart, 1783. te Rotterdam, ter eere van Oranje een geweldig oproer. Men had het aldaar 'er opgezet, om alles omtekeeren en Oranje ten top te heffen. Het mislukte echter, hoe zeer men het naderhand hervatte, en eenige aanzienlyken en Grooten openlyk met het losbandige Graauw medewerkten, in zo verre zelf dat men op den 3 April 1784. zig niet ontzag, om Stads schuttery, moordgierig aantevallen en allerlei beleedigingen te doen ondergaan, om dat zig onder dezelve bevonden, die getrouw waren aan hun Eed, Pligt en Vaderland, en dus tegen het belang van Willem den Vyfden overstonden, waartegen zich egter de aangevallen Burgers mannelyk, verdedigden. In die Stad heeft men de onbetaalbaare nuttigheid en noodzaaklykheid van gewapende Patriotten ondervonden.
Geen wonder dan, dat Oranje ze vreesde!
Het Oproer, dat men alvry hevig, op den 4 september van het zelve Jaar, in 's Hage had, en waar tegen de Militaire-magt zo onvergeeflyk werkloos was, gaf aanleiding, dat de Staaten van Holland beslooten, om den Prins het Commando over het Guarnisoen in den Haag afteneemen, om dat hy er dat behoorlyk gebruik
| |
| |
niet van gemaakt had, dat hy had kunnen doen.
Dan had hy ook tegen zig zelve moeten werken. Dat Oproer was immers ten zynen gevalle ingerigt?
Geheel en alleen, myn Zoon! men schreeuwde er braaf Oranje boven, en vervolgde de Patriotten, die by den Prins, en dus ook by het Canailje in den haat waren.
En hoe nam de Stadhouder deeze Afneeming op?
Hy betuigde zyne uiterste verwondering over het groot affront, (deeze Naam moest zyne dubbelverdiende straf draagen,) dat hem daar door was aangedaan. Het mogt niet helpen, dat hem ten allerduidlykste betoogd werd, dat deeze Afneeming op de billykste gronden geschied ware, ‒ hy werd er slegts te meer door gebelgd! ‒ Hy was zelf stout genoeg, om zig openlyk tegen de Staaten, in de beleedigendste termen uit telaaten.
Dus bemerk ik teffens, dat Oranje zyn sterkte by de Staaten begon te verliezen.
Almede een gevolg der gewapende Burgermagt, waarop de goede Regenten, zig meer en meer begonden te verlaaten.
| |
| |
Maar bestond dan de meerderheid uit goede Regenten?
Gansch niet! ‒ Er waren 'er verscheiden, die niets minder dan goed waren, ‒ dit waren zy, die men met den Naam van Aristocraaten bestempelde, en die 'er alleen op uit waren, om Oranje van den troon te stooten, ten einde 'er zelf op te gaan zitten. Deeze snaaken werkten in den beginne met de Patriotten mede, doch ziende, dat zy, by de Vaderlanders, het op verre na, niet naar hun zin konden krygen, sloegen zy grootendeels tot Oranjeparty over.
De Moordzugt der Oranjeverdeedigers bleek echter nooit zo zeer, dan in het geval der Stadhouderlyke Poort.
Wat was 'er van deeze Poort?
Deeze Poort, door een oud gebruik, zekerlyk uit de Heerschzugt der Stadhouders herkomstig, werd niet anders geopend, dan voor den Prins en zyn gezin. De Staatsleeden, die er geduurig door moesten, waren genoodzaakt om, wyl deeze Poort voor hen geslooten bleef, door het klinket te kruipen. Op zig zelve was dit zekerlyk een kleinigheid, die de waardigheid van den Souverein niet zou vernederd hebben, indien de trotschheid van hunnen Dienaar daar door niet een voorrecht boven zyn Meesters had
| |
| |
bezeeten, dat hem in de oogen van 't Gemeen boven hen verhief.
Men moest noodwendig hem ook voor grooter en magtiger groeten, voor wien men de deuren wyd open deed, dan die geenen, die door een naauw gat moesten kruipen.
Onder de veelvuldige misbruiken, die men had beginnen afteschaffen, kreegen dergelyke zaaken ook een beurt. Op order van de Staaten moest deeze Poort by de aankomst van Staatsleden insgelyks ontslooten worden.
Het Gemeen beschouwde de zaak geheel anders en wilde dat de Poort voor niemand, dan voor zynen Lieveling en speelpop, Willem den Vyfden, zou opengaan. ‒ In dit voorneemen werd het door den Oranjeaanhang bevestigd, en onder de hand opgestookt, om den doorgang door deeze Poort, op gemelde wyze, aan alle anderen, buiten den Prins, met geweld te betwisten.
Welk een dolligheid om beuzeling!
Een beuzeling ten aanzien van het Volk, ‒ maar een zaak van gewigt voor de Stadhouderlyke cabaal, ‒ want
| |
| |
alles wat slegts oproer verwekken kon, verdiende deszelfs aandagt, ‒ 't was de Prins evenveel om wat reden het Graauw aan 't muiten sloeg, ‒ muiten was muiten.
En hoe liep deeze Historie verder af? Hield het Gemeen zyn woord?
De leden van het Oranjecorps waren alreeds eens vergaderd op het binnen en buitenhof, vergezeld door 't uitschot van 't Haagsch gemeen, doch hun aanslag had geen voortgang.
Om die Staatsleeden, die het waagen dorsten door de Stadhouderlyke Poort te ryden den hals te breeken.
De volgende geleegenheid, die zig opdeed, kwam 'er wederom eene ontzaglyke schaare muitelingen by een. Eene moordaadige Hess en Mourand waaren de voornaamste Aanvoerders. Men vervloekte openlyk de braave Leden van Staat, dreigde ze den dood, en men verhief den Prins boven allen maate. Gevaarts en de Gyzelaar, twee eerlyke, verstandige en yverige Vaderlanders, gecommitteerd wegens Dordrecht ter Staatsvergadering, waagden het, in weerwil van de woede des opgeruiden Volks, om de Poort door te ryden, naauwlyks wa-
| |
| |
ren zy dezelve genaderd, of een alleryslykst moordgeschrei vervulde de lugt, en deed het aardryk dreunen! ‒ De oproermaakers schooten straks toe, doch te vroeg volgens hun Plan, om dat zy de koets met de Heeren in de vyver dagten te werpen, dat hen nu mislukte.
Maar vermoorden zy de Gedeputeerden niet?
Het zou 'er zekerlyk toe gekomen zyn, doch eenige Leden van het Haagsch Genootschap hadden de Cordaatheid, om ter hulp toeteschieten, en met behulp van den Drost, en eindlyk ook van de wagt, gelukte het hen om deeze prooi aan de klaauwen des woedenden Gemeens te ontrukken. De snoode Mourand werd gevangen, en zou de Galg ten loon gekreegen hebben, zo niet de edelmoedigheid van de Heeren Gevaarts en de Gyzelaar, zyn Doodstraf in een eeuwige gevangenis verbeeden hadden.
Hy kwam 'er al te wel af.
De Vrouw van deezen Moordenaar en Oproermaaker, naderhand op de kermissen reizende, ontving van al de Oranjegrooten byzondere eerbewyzingen, en kreegze allen tot Koopers, ‒ waar uit gy kunt opmaaken, dat het schelmstuk van haar man, de toejuiching en goedkeuring der aanzienlyke Stadhoudersgezinden volkoomen wegdroeg.
| |
| |
Die Party schynt altoos het schuim des Volks vereerd, en de snoodste misdaaden, zo als oproer en moord, beloond en aangemoedigd te hebben! ‒ hoe veragtlyk is Oranje!
|
|