haarer Landgenooten liet. Om slegts een staaltje te geeven. Onze Koopluiden om de noodige bescherming hunner weerlooze Koopvaardyschepen verzoekende, had zy de onbeschaamdheid, om door haar Secretaris Larrey, almede een vreemdeling, te laaten antwoorden. Dat het voor haar een Point d'honneur was geworden in geen Equipagie van Oorlogschepen te bewilligen, zonder eene vermeerdering van Landmagt.
En waartoe die vermeerdering?
Enkel en alleen, ten einde haar Vader, den Koning van Engeland te kunnen bystaan, en om ons alweder in te wikkelen in eenen Oorlog met Frankryk, dat ons alle gewenschte voordeelen, in 't stuk van den Koophandel toestond.
De weldadige Hemel bezorgde, dat zy in 't begin 1759 ter aarde besteld werd.
En hoe ging het toen verder?
Geduurende de minderjaarigheid van Willem den Vyfden, beruste het bestuur in handen van de Staaten Generaal, of liever in die van den Hertog Louis van Brunswyk, die door Willem de Vierde, toen deeze het einde zyns leevens voelde naderen,