intewikkelen, dewyl het eenen zeer kostbaaren en verderflyken op den hals had. De generaale Staaten echter verlangden zeer naar den Vreede, de algemeene welvaart had ze hoog noodig, en de Burgerstaat won niets by de Vorstlyke geschillen, om welke gestreeden werd.
Waarom voerde de Staat dan den Oorlog?
Om dat de Stadhouder dien, ter eigen grootmaaking, voeren wilde. Zelf toen de Staaten, door den nood geperst, den vreede zogten daar te stellen, verbond Willem de Derde zig met den Ridder Temple, een der grootste Staatkundigen van Engeland, die hem beloofde, den Vreede onmooglyk te maaken, of ten minsten het sluiten van denzelven te vertraagen.
En dus het Land te bederven, om zig zelve groot te maaken.
In weerwil echter van de kuiperyen van den Prins van Oranje, woog het algemeen belang, voor deeze keer, eens zo zwaar, dat de Vreede, op den 10 augustus 1678, te Nymegen geslooten werd.
Dit moet een Doodsteek in het grootsche hart van den Stadhouder geweest zyn.
Hy was woedende van spyt over