| |
| |
| |
Agtste Saamenspraak.
Nam de Tyranny der Heerschzugt hier mede een einde?
Willem de Derde deeze zyne gedugte, Tegenstreevers opgeruimd ziende moest, wilde hy geheel veilig zyn, nog meer doen.
De eene boosheid hangt aan de andere.
Er waren veele Leden in de Regeering, die groote vrienden der vermoorde de Witten waren, deeze moesten van het kussen, en derzelver plaatsen met lievelingen en slaaven van Oranje vervuld worden. Om dit te wege te brengen behoefde men niet veele moeiten aantewenden. Men nam den toevlugt andermaal tot het Gemeen, dat op verre na nog niet bedaard, en hetwelk alomme de Oranjerazerny in de herssens geslaagen was!
Dit kon niet missen. Dus, by voorbeeld, te Rotterdam, had men naauwlyks tyding van den Moord der twee Gebroeders gekreegen, of twaalf Burgers, begunstigers van den Prins, bewerkten dat
| |
| |
verscheiden Vroedschappen, verdagt, om dat zy vrienden van de Wit geweest waren, hunne plaatsen verlieten. De Stadhouder werd daarop een Nominatie gezonden waaruit hy de verkiezing deed. Onder deeze verkoozenen bevonden 'er zig verscheidenen, die bekend stonden voor Oproermaakers, zo als eenen Kievit, Bastiaansz, van Naarsen, Roosmale en anderen.
Te Delft dwong de Prinsgezinde Burgerkrygsraad, de Vroedschap insgelyks tot afstand, en liet de willekeurige beschikking daarvan aan den Stadhouder over.
Te Leiden, te Gouda, te Dordrecht, en met een woord, op alle plaatsen, daar men oordeelde, dat Regenten waren, die het zo wel met het Vaderland meenden, dat zy nimmer aan den overheerschenden wenk van Oranje zouden afhangen, werden veranderingen in de Regeeringen gemaakt, die meer of min met oproeren vergezeld gingen. –
En had de Stadhouder deeze magt?
De Staaten hadden er hem toe gemagtigd, of daar hy die magtiging niet had, deed hy het uit zig zelve!
Maar beteugelde men hem niet?
Een Prins die zo ontzaglyk geworden was, die met een wenk het gemeen
| |
| |
aan den gang kon helpen, om voor hem te moorden en te verwoesten, was niet te beteugelen, – en nog minder was hy zulks, toen de stemhebbende steden, met zyne Creatuuren opgevuld, hem ter Staatvergadering van de hand vloogen. Alles sidderde! alles bukte! – De de Witten zweefden elk waar Vaderlander voor de oogen: men beklaagde zig in stilte, – en verdroeg, dat men niet weeren kon.
Dus kreeg de Prins zo goed als het oppergezag in handen.
En echter voldeed hem dit op verre na nog niet. Zyn Aanhang, opgewonden ter uitvoering zyner Staatzugtige oogmerken, begon hier en daar reeds te wenschen dat de Prins niet langer knegt, maar eenmaal Heer mogt zyn, en by deezen wensch voegde het ook wel eens de bedreiging, van anders op zyn Haags te zullen huishouden. Onder anderen zaaken van deezen natuur, zal ik, om u een staaltje te geeven, slegts dit briefje voorleezen, dat men in die dagen te Rotterdam en Amsterdam verspreidde.
Voor de liefhebbers van het VADERLAND en den Heere PRINS van ORANJE.
‘Alzo om onzer zonden wil, en den haat van eenige kwaadwillige Regenten tegen den perzoon zyn Hoogheid den Heere Prinse van Oranje, het lieve Vaderland bynaar in
| |
| |
de uiterste ruine is geraakt, en dat het zelve, [naar menschlyk oordeel,] niet ligtlyk door de Wapenen wederom hersteld zal kunnen worden; te meer, alzo zyn Hoogheid daartoe geene genoegzaame magt of Auctoriteit heeft als Stadhouder, zo worden alle goede Patriotten verzogt, uit liefde tot het Vaderland, zyn Hoogheid tot Graave van Holland, door de Magistraaten van de Steden, met alle beleefdheid te doen verklaaren; mits dat de Graaflyke waardigheid by successie zal vallen op de wettige Lyfserven en Nakomelingen van zyn Hoogheid, die als Graaven, in der tyd, binnen Holland zullen gehouden zyn te resideeren.’
‘Daar word niet getwyffeld, om veele gewigtige redenen, of God Almagtig zal ons, door dit middel, in 't kort eenen gewenschten Vreede met den Koning van Engeland geeven.’
‘Komt ook in groote Consideratie, dat de Heer Keurvorst van Brandenburg, by 't voorz. geval, als Oom van zyn Hoogheid, met des te meerder drift, onze zaaken zal behartigen.’
‘God bewaare het lieve Vaderland en zyn Hoogheid’
Deeze en zoortgelyke uitstrooizels waren de voorbereidingen, of liever de toetsingen, om te zien of het aas den Burger in wilde.
En liet den Burger zig vangen?
| |
| |
Hoe sterk de zugt voor Oranje ook was, de Naam van Graaf baarde echter by de meesten een sterk opzien. De Prins raakte ook allengskens die blinde geneegenheid kwyt, en naar maate de ontruste gemoederen tyd hadden om te bedaaren, zagen zy de zaaken ook dieper en onbevoordeelder in.
En eene onbevoordeelde beschouwing, was vast ten nadeele van Oranje?
Men zag, en de Prins erkende het zelf, dat door de Regeeringsverandering, ten gevalle van den Stadhouder gemaakt, of zelf door hem gedaan, veele bekwaame en eerlyke luiden buiten het bewind gesteld waren; waar tegen zig veele driftige en geringe luiden, als vrinden van Oranje, in de Regeeringen hadden gedrongen. Deze onbevoegde Regenten verlooren welhaast alle achting; hadden bescheidenheid noch ontzag; regeerden zeer eenzydig, en verdrukten allen, die niet eveneens gevoelden en handelden als zy. Hier door leed het gemeene welzyn niet weinig nadeel, en by de geduurige ondervinding van dit schroomlyk kwaad, moest men telkens aan Oranje denken, want deze was 'er de eerste oorzaak van.
Dit was de beste verdeediging der afgezette goede en eerlyke Regenten. Maar wat deed Willem in deeze omstandigheid?
Hy wist hen, die de zyde van de de
| |
| |
Witten gehouden hadden te winnen, waardoor ze, zyne belangen voorstaande, weder op 't kussen kwamen, terwyl de aangestelde Regenten, die van weinig betekenis voor de Heerschzugt waren, op alle mooglyke wyze geloost werden.
Maar kwam het den Stadhouder nooit in 't hoofd, om zyn gehouden gedrag te verdeedigen, of een Glimp te geeven.
Hy schoof alles op den hals des Volks, en bewoog de Staaten, om een algemeene vergiffenis aftekondigen, wegens al het gebeurde!
Welk een verfoeilyke Handelwyze! eerst tot Oproer en Moord aantestooken, en wanneer men, door die helsche middelen, zyn gevloekt doel bereikt heeft, als dan zyne medehelpers als snoode Muitelingen ten toon te stellen, door hen vergiffenis te bezorgen!
Was dit echter niet nog beter, dan wanneer hy hen als Muitelingen had laaten ophangen.
Voor hen was het ongetwyffeld beter, doch het was ten uiterste slegt voor de belangen van het Vaderland.
Na dat de Franschen de Provincien Gelderland, Utrecht en Overyssel verlaaten hadden, beslooten de Staaten, die toen
| |
| |
uit de maakzels van Willem den Derden bestonden, om deeze drie gewesten aan dezelfde Regeeringsveranderingen te onderwerpen, die de overige Provincien ondergaan hadden.
Om dus het slaavenryk uittebreiden.
De Stadhouder bediende zig daadlyk van deeze magt: Hy deed zelf veel meer. Hy dreef zyn stoutheid tot het hoogste punt, en dwong de ongelukkige Provincien, om het tyranniesch Regeeringsreglement, dat hy hen voorschreef, aanteneemen, waardoor hy een byna onbepaald gezag over dezelven verkreeg. Ingevolge van dit Reglement zettede hy af en aan, was meester van de stemmen ter Staats vergadering, en leefde met 's Volks Vryheid en Voorrechten naar eigen welgevallen.
En evenwel hebt gy my gezegd, hong zyn hart nog naar de verkryging der Graaflyke waardigheid?
De eerste stap die zyne Heerschzugt vervolgens deed, was te bewerken, dat het Stadhouderschap erflyk verklaard werd: ten einde hem of den zynen, dien vetten brok vooreerst niet ontglippen mogt. –
Dit bewilligde de Staaten greetiglyk, en om den Prins te meerder te verpligten werden hem ook van alle kanten ryke giften gedaan! -
| |
| |
Een bewys van verregaande Afhanglykheid;
De Raadpensionaris Fagel, had op den wenk van den Prins, intusschen in Gelderland zo veel te wege gebragt, dat men aldaar het besluit genomen had, in 1674, om den Prins van Oranje, en deszelfs manlyke Nakomelingen, uit erkentenis zyner uitsteekende diensten, de hooge Regeering des Vorstendoms Gelder en den Graafschaps Zutfen aan te bieden, onder den Tytel van Hertoge van Gelder en Graave van Zutfen.
En hoe geviel hem deeze aanbieding?
Zy was hem zeer aangenaam, doch hy vond niet geraaden dezelven te aanvaarden of af te slaan, voor dat hy de gedagten der andere gewesten, daarop zou verstaan hebben.
Van waar deeze nederigheid?
't Was loutere loosheid en Staatkunde. Dit Aanbod was de vrugt van zynen heimlyken arbeid, en eerst de gedagten der overige Bondgenooten inteneemen, was niet anders dan te beproeven, hoe zy over de opdraaging des oppersten gezags dagten, om daar uit te zien, of hy door zyne werktuigen het daar ook zo verre zou kunnen
| |
| |
brengen, dat zy hem insgelyks de Souvereiniteit opdroegen.
Dat was wonder wel overlegd. Maar hoe dagten de Provincien over 't stuk?
In 't geheel niet naar den wensch van Willem den Derden. Holland, de voornaamste Provincie, verschilde althans zeer veel daarvan.
Ziende dat het niet lukken zou, speelde hy den Edelmoedigen, en bedankte Gelderland voor het aanbod der Souvereiniteit. Hy schreef aan Zeeland een ernstigen brief, die ook openlyk verkogt werd, doch waardoor zommigen, geheel tegen het oogmerk van den Stadhouder, verstrikt werden in de gedagten, dat hy naar de opperste magt gestaan had. Dit ging zo verre, dat men het der Gemeente, by monde en geschrifte meer indrukte, waarom eerlang by de Staaten van Holland, ernstig en op straffe des doods, verbooden werd, te zeggen of te schryven, dat zyne Hoogheid stond naar de Souvereiniteit; alzo zy zulke gerugten hielden te strekken tot oproer, en om de gemeente onlustig te maaken, in het draagen der lasten, welken zy genoodzaakt waren haar op te leggen. Dit verbod was van dat gevolg dat men 'er van zweeg, schoon
| |
| |
men daarom niet ophield met 'er al vry wat over te denken.
Het verbod zelf was een reden tot verdenking te meer. Willem moet ook wel zeer bang geweest zyn voor die verdenking, dat 'er zulk een strenge straf op gesteld werd.
|
|