| |
| |
| |
Vierde Saamenspraak.
Ik ben nog niet terug gekomen van de verontwaardiging over het snood gedrag van Maurits. – Had Nederland geen schrik opgevat, myn Vader! om, na den dood van deezen Geweldenaar, een Stadhouder uit dat zelfde Huis aantestellen?
Gy moet begrypen, mijn Zoon! dat de aanstelling van een Stadhouder in dien tyd noodzaakelyk was. De oorlog die weder was begonnen, vereischte een kundig en een bekwaam Veldheer; zonder behulp van dezen waren de grootste verliezen onvermydlyk. Maurits was door zyn wreedheid tegen Oldenbarneveld wel in den haat geraakt, doch Willem den eersten had men in gezegende gedagtenis gehouden, deszelfs Zoon Frederik, de Broeder van Maurits had hoedaanigheeden die in de daad beminlyk waren, en men had alle reden, om iets grootsch van zyne uitmuntende bekwamheden te verwagten: hier kwam by, dat Maurits de Regeeringen, welks Gecommitteerden of Afgevaardigden, de vergaderingen van 's Lands Staaten uitmaakten, met zyne gunstelingen en volslagen Afhangelingen had opgevuld, die het hun belang rekenden, om het Huis van Oranje te bevorderen en groot te maaken, – en zie daar, waarom
| |
| |
Frederik Hendrik zo gemaklyk de Stadhouderlyke waardigheid in 1625 verkreeg.
Had deeze betere hoedanigheden dan zyn wreeden Broeder?
Frederik Hendrik, door de Krygskunde van zyn Broeder tot een Held gevormd, werd weldra uitsteekende in de bloedige kunst tot Oorlogvoeren. Hy werd zo groot een Veldheer als Maurits: 's Lands Vyanden ten minsten, hadden niets gewonnen by den Dood van den laatsten Stadhouder, – en het geen Frederik Hendrik nog grooter maakte, was zyne zeedigheid, die zelf het ongeluk der overwonnenen draaglyk maakte.
Heeft hy veele Overwinningen behaald?
Hy heeft verscheiden reizen gezegepraald. De gewigtigste en luisterykste Overwinningen, die hy behaalde , zyn de veroveringen van 's Hertogenbosch: deeze Stad, die, om dat zy nog nimmer was genomen geweest, de Maagd van Braband werd geheeten, en die zig op eene gedugte wyze tegen hem verdeedigde, deed hy voor zyne Wapenen bukken. Maastrigt, van de uiterste aangeleegenheid voor Spanje, vermeesterde hy, byna onder het oog van drie vyandlyke Legers, die in aantogt waren, om het te ontzetten. Breda werd ook door hem
| |
| |
genoomen, op eene wyze, die hem hooglyk vereerde.
Dit waren ontegenzeglyk groote voordeelen, die hy den Lande aanbragt.
Zo lang de Oorlog aan den gang was, verpligte hy zyn Vaderland in allen opzigten; doch zo dra begon deezen niet ten einde te neigen, of het Caracter van Oranje deed zig kennen. Hoe zeer de Vreede noodig en wenschlyk was, met de belangen van Frederik Henderik strookte dezelve zo weinig, dat hy 'er zig kragtdaadig tegen verzettede.
En de redenen voor deeze verzetting?
Waren al wederom de vrees voor het verminderen van gezag in vredestyd, en de moeilykheid, om buiten den Oorlog, en het vermogen, dat dezelve den Stadhouder verleende, het ontwerp van overheersching zyn beslag te doen krygen.
Frederik Hendrik schynt dan ook hier op ernstig bedagt geweest te zyn?
Zeer zeker, myn Zoon! – en ik geloof dat het zyne zagte geaartheid alleen was, die hem wederhield, om het kragtiger en geweldiger door te zetten. Zyn gemaatigheid was de reden, waarom hy,
| |
| |
tusschen den Oorlog en den Vreede doorgaande, een bestand voorsloeg.
Om dat hy, schoon hy nu wanhoopte aan de uitvoering van zyn staatzugtig oogmerk, de kans beter verwagte, by den aanvang van den Oorlog. De zekerheid van denzelven strekte hem ook tot een waarborg, dat zyn Persoon noodzaaklyk by de Republiek zou blyven. ‒
Hy schynt dus eenige vrees gevoed te hebben, voor de vermindering van zyn aanzien. –
Deeze vrees huisvest altoos by de Grooten deezer Aarde, die het Roer der Regeering niet tot welweezen der Maatschappy, maar tot grootmaaking van zig zelve, hebben aangegreepen. Wanneer ik in het bestuur uwer goederen ben, met oogmerk, om 'er my mede te verryken, dan is het myn zaak, om u blind te houden; uw aandagt elders afteleiden, of my onontbeerlyk voor u te maaken: want zo dra gy bespeurdet, dat ik u het uwe ontvreemde, zond gy immers my zulks poogen te beletten?
De toepassing kunt gy zelve maaken.
| |
| |
En deeze is niet moeilyk.
De verdraagzaamheid in 't stuk van den Godsdienst doet Frederik Henderik groote eere aan. Onder zyne Regeering haalden de Remonstrantsche Broederen adem, en hoe zeer eenige wargaarens en heethoofdige Geestelyken hier tegen indruischten, deeze zagtheid en edelheid van ziel was by den Stadhouder niet uitteroeien.
Zyne handelwyze echter met zyn Neef Willem Frederik, die derwyze door hem vervolgd wierd, dat hy aan Hem, het Erfstadhouderschap van Friesland af stond, verduisterde zyn roem niet weinig en brandmerkte zyn Heerschzugt by alle weldenkenden. Even weinig roems ontmoettede zyne pooging, om zig aan de kroon van Engeland te vermaagschappen. Zijn zoon Willem de tweede huuwde hy aan Maria, de Dogter van Karel den Eersten, Koning van Engeland, en versterkte daar door zyn Huis met eene Koninglyke magt, ongetwyffeld met het heilloos oogmerk, om 'er den een of anderen tyd, de Vryheid der Nederlanden onder te verpletteren!
Hy liet dus aan zyne nakomelingen de volvoering van den grooten vloekwaardigen Taak over, waar toe hy zelve geen kans zag.
| |
| |
En deeze hebben niet stil gezeten, om dien Taak te bewerken.
En waar is Frederik Henderik eindelyk vervaaren?
Deeze groote Veldheer werd een kind gelyk! zo onverzaagd hy weleer was, zoo bevreesd werd hy! Hy liet zig door zyne veragtlyke Egtgenoote geheel regeeren! Hy sidderde op de enkele gedagten van den dood! – Met een woord, hy gevoelde in kragt dat hy groote zaaken met een kwaad oogmerk verrigt had!
Ik zie er uit dat de Heerschzugt den besten sterfling onherstelbaar kan bederven.
|
|