| |
| |
| |
Derde Samenspraak.
Uit uw berigt omtrent Willem den Eersten gegeeven, blykt het, dat Nederland het juk van een openlyken Dwingeland afschudde, om dat van eenen heimelyken op den nek te krygen. Maar is Nederland, door den dood van Willem den Eersten, voor deeze heerschzugtige poogingen, geheel beveiligd gebleven?
In 't geheel niet! ‒ Integendeel, zo als ik reeds met een woord begon te zeggen, in 't vervolg van tyd heeft men dit vloekwaardig oogmerk, om ons onder 't Graaflyk juk te brengen, meer openlyk ondersteund: zyn Opvolger althans gaf 'er de treffendste blyken van.
Wie was deeze Opvolger, Vader?
Dit was Maurits de zoon van Willem den Eersten. Deeze werdt in 1587 tot de waardigheid van Stadhouder verkoozen.
Door den dood van Willem den Eersten was de Republiek in eene ver-
| |
| |
schrikkelyke verwarring; het plan van dien Stadhouder bragt mede, om de zaaken zo moeilyk te maaken, dat zyn persoon niet gemist kon worden. Dit kunstje verstond hy meesterlyk. Hy haalde zo veel overtolligheden overhoop, dat men, zo als wy gezien hebben, om zig te redden, tot de wanhoopige opdragt der Souvereiniteit besloot. Willem, in deezen staat van zaaken komende te sterven, was de uiterste verwarring het natuurlyk gevolg.
Dus deed hy nog groot kwaad na zyn dood.
Recht zo. ‒ Spanje, die hiervan niet onkundig was, poogde met deze reddelooze omstandigheden zyn voordeel te doen. Parma, een Spaansch Veldheer, deed wonderen van dapperheid, zo dat de Staaten dermaaten in 't naauw geraakten, dat zy met de Souvereiniteit verleegen werden, en ze aan Frankryk of Engeland wilde opdraagen.
Het geschiede, doch de opdragt werd geweigerd. Engeland echter besloot om geld en Krygsvolk ten onderstand der Nederlanden te geeven, en de Graaf van Leicester, de gunsteling van Elizabeth, Koningin van Engeland, bragt deeze hulp tot ons over.
| |
| |
En had ons Vaderland het geluk om 'er door gered te worden?
Wy stonden op het punt om 'er geheel door verlooren te gaan. Engeland had de heimelyke bedoeling om ons het slaafsche juk op den hals te smyten, onder den schyn van ons te redden; hiervan voorspelde het zig zekerlyk meer voordeel, dan wanneer het openlyk het aanbod der Souvereiniteit aangenoomen, en zig dus aan de jalousie, de verdenking en tegenwerking der andere Mogenheeden blootgesteld had. ‒ Leicester, altoos trotsch tot in het ondraaglyke, altoos op overheersching uit, en geene verraaderyen spaarende, om zyne wenschen vervuld te zien, deed weldra bespeuren van welke verderflyke aanslagen op onze Vryheid Engeland zwanger ging. Hy maakte een toeleg op het leeven van voornaame en den volke aangenaame Staatsperzoonen, verraade de Staaten en verkogt onze beste steden aan de Spanjaarden.
Een hulp, die men doorgaands van heerschzugtige Moogenheeden te verwagten heeft. Hun hoofdbedoeling is altoos hun perkeloos gezag uittebreiden, en hunne hulpgeeving of oorlogvoering is altoos aan dezelfde bedoeling ondergeschikt. Of zy u de hand ter hulp aanbieden, dan of zy 'er u forsch mede aangrypen, komt
| |
| |
op een uit, zy wilden u slegts tot hen trekken, om u hunne kluisters aantedoen.
Maar wat werd 'er van dien verraderlyken Engelschman Leicester?
Hy verliet het Land, en Maurits werd aan het roer van 's Lands bestuur gesteld, waartoe Oldenbarneveld niet weinig toebragt.
Hoe! was dan Oldenbarneveld zyn vyand niet?
Oldenbarneveld was een tweede Vader, een getrouw vriend voor Maurits, zo als de Prinsesse, weduwe van Willem den Eersten, hem daar ook altoos voor erkend heeft. Maurits had de grootste verpligtingen aan deezen grooten Staatsman: wy zullen daadlyk zien, hoe hy ze beantwoorde.
Werd Maurits toen de Redder van het Vaderland?
Maurits was jong en heerschzugtig, doch, des niettegenstaande, een groot Krygsheld, die het Vaderland de uitsteekendste diensten bewees. By Nieuwpoort versloeg hy byna de gantsche Legermagt van het zo gedugte Spanje; hy maakte zig meester van een zeer groot gedeelte van Braband en Vlaanderen, dat een aanmer-
| |
| |
kelyke aanwinst in dien tyd voor ons was: onder zyn bestuur zag de Republiek de grootste haarer wenschen vervuld, en een einde haarer uiterste poogingen bereikt; daar Spanje haar vry en onafhanglyk verklaarde, en haar al de voordeelen van rykdom, eere en gedugte verbindtenissen onbelemmerd smaken liet. Maurits zegepraalde in drie geregelde veldslagen; nam vyfenveertig Vestingen stormenderhand in en verloste twaalf Plaatsen van eene bloedige beleegering; Maurits was in dit alles des te grooter en verdiende des te meer lof, om dat hy te stryden had, met de moeilykste Omstandigheeden en de grootste Veldheeren van dien tyd. Hendrik de Groote gaf hem den roem, dat 'er geen grooter Veldheer dan Maurits in de waereld was, en alle zyne vyanden, die verdiensten te erkennen wisten, staafden dit vereerende getuigenis.
Dit waren zekerlyk groote diensten, die hy aan zyn Vaderland bewees.
doch die, even als de diensten van Willem den Eersten, al hunne waardy verlooren, om dat Maurits 'er niets anders mede bedoelde, dan eigen grootheid en de eindlyke voltoojing van het verfoeilyk plan van volslagen overheersching.
In 1607 werd 'er tusschen de Spanjaarden en de Nederlanders een stilstand van wapenen geslooten, die allernoodzaaklykst was voor de Republiek, om dat zy door den
| |
| |
langduurigen en kostbaaren Oorlog geheel arm en uitgeput was en hoognoodig had om door eene verademing van Vreede haare uitgeputte kragten te herstellen.
Maurits had zig tegen dezen stilstand ten hevigsten aangekant, en beweerde met styve kaaken, dat de Staten den oorlog moesten doorzetten. Zyne Huurlingen waren vlytig in de weer, om de gemoederen gaande te maken, en, door het ryklyk verspreiden van lasterschriften, van den vreede afkeerig te doen worden. Men boezemde de Nederlanders den doodlyksten haat tegen de Spanjaards in, en schilderde de Bewerkers van den vreede als Pesten en Landverraaders af. Oldenbarneveld, die bovenäl de waare belangen van zyn Vaderland behartigde, ontving zelf een brief, waarin men hem met den dood bedreigde, by aldien hy niet de party van Maurits koos: ‒ te vergeefsch echter! deeze edele Patriot begreep, dat het welzyn van zyn Vaderland vorderde dat het eenen eerlyken en voordeeligen vreede sloot, en dat hy, in dit geval, zyne prinslyke vrienden niet te ontzien had.
Maar wat reden had Maurits toch, om zo sterk op het doorzetten van den Oorlog aantehouden?
Ten tyde van Oorlog hadden de Stadhouders een zeer onbepaald gezag. Alles
| |
| |
hing bijna van hunne wenken af, en wanneer zy het geluk hadden, om overwinningen te maaken, dan waren zy de Afgoden des volks, dat hen, in een ruime maate, den uitbundigsten lof toezwaaide: dit streelde in de eerste plaats het hoogmoedige hart van Maurits; dit voorzag hy, dat hem ontstaan zou, wanneer de Vreede hem belette, om met groote krygsbedryven voor de oogen der Natie te schitteren. In de tweede plaats vernietigde de Vreede het ontwerp van Maurits, om naamlyk Graaf te worden: hier toe had hy den Militairen arm, en de blinde ondersteuning van het beguicheld gemeen noodig; ‒ de Militie stond by het ophouden van den Oorlog grootendeels afgedankt te worden, en het gros der Natie, door 't uitwendige alleen te leiden, zou geen belang genoeg stellen, in den werkloozen Stadhouder, om hem ten troon te helpen tillen. Om deeze en meer andere redenen wederstreefde Maurits de poogingen van Barneveld, tegen wien hy nog een byzonderen haat had opgevat.
Maurits had van zyn heerschzugtig Plan, om het oppergezag magtig te worden, aan Oldenbarneveld kennis doen toekoomen; deeze rechtaarte Vaderlander wraakte het zelve, en poogde den Prins te beduiden, dat hy weinig er by te winnen stond; dat hy reeds alle invloed en magt
| |
| |
op en over de Staatsleden bezat, dien hy verlangen kon; dat, wanneer hy, by de daad van het opperbewind, ook den Naam gevoegd wilde zien, hy behoorde te overweegen, hoe duur hem dezen naam zou te staan komen, vermits Nederlands volk tegen niets zoo heftig was ingenoomen, dan tegen de Graaflyke waardigheid, waarvan het zig nog onlangs, ten kosten van zoo veel bloed, ontslagen had: by deeze en meer zoortgelyke redenen van het belang van Maurits ontleend, voegde Barneveld ook die gewigtige reden, welke by een rechtschapen Vaderlander alles afdoet, te weeten; dat de pooging van Maurits om Graaf te worden op niets anders dan op het verderf van Land en Luiden kon uitloopen.
Zulke gewigtige redenen moeten Maurits ongetwyffeld hebben overgehaald, om van zyn heerschzugtig ontwerp aftezien.
Dit zou men moeten denken; – dan neen! – zy verbitterden hem ten allersterksten tegen den getrouwen vriend, die ze ten besten van hem had durven aanvoeren. Maurits werd daardoor de doodvyand van den eerlyken en deugdzaamen Barneveld.
Dit bewyst een allerslegtst caracter in Maurits. Iemand die ons ten besten raad, en zulks met reden betoogd, doodlyk te haaten! en dat iemand aan wien Maurits zoo veele verpligtingen had, en die hem zulk een nuttig Vriend was! – Men zou haast
| |
| |
vraagen, of dat dezelfde Maurits was, die zyn Vaderland zulke groote diensten betoonde?
Gy zult daadlyk reden hebben, om die vraag te doen, myn Zoon! – Intusschen bewyst dit alrede, dat Maurits met geen ander oogmerk zyn Vaderland diende, dan om zig zelve groot te maaken, – want had het zuivere Vaderlandliefde geweest, die zyne daaden bestuurd had, dan had hy, wel verre van een verderflyken Oorlog te willen blyven voeren, veeleer den hoogstnoodigen Vreede, met alle magt bevordert.
Maar van wat uitwerking was dien haat?
Ik zal 't u zeggen. Toen Maurits deeze haat wortels in zyn hart had laaten schieten, werd Barneveld hoe langer hoe gedugter in zyne oogen: deeze Staatsman had niet alleen het huis van Oranje, maar Nederland inzonderheid de grootste diensten gedaan, en was daardoor de lust en liefde des Volks geworden, en had 'er een grooten invloed op het staatsbestuur door verkreegen. Barneveld, het Plan van Maurits weetende, was dus zyn ontzaglykste tegenparty, die Heerschzugt altoos ten zekeren hinderpaal zou strekken. Deeze weetenschap en den haat by een gevoegd voerden de wraakzugt van Maurits ten top, en deeden hem, op niets ernstiger bedagt zyn dan om Oldenbarneveld van kant te helpen.
| |
| |
Onzinnige Heerschzugt! tot welke uitersten vervoert gy hem, die u gehoor geeft!
De geleegenheid, waarnaar de bloedgierige Maurits reikhalsde, werd spoedig gebooren, door een ongelukkig Kerkverschil.
Franciscus Gommarus en Jacobus Arminius verschilden in gevoelens, die als hoofdpointen van de leer der zaligheid beschouwd werden. Gommarus hield met drift en dryven zyn gevoelen staande en beweerde dat Calvijn eveneens geleerd had. Arminius, mede een yverig Geestlyke, was ten minsten daarin beter dan zyn Tegenstreever, dat hy de gronden zyner stellingen in Gods Woord en de gezonde reden aanwees, en zyne Aanhangers de verdraagzaamheid aanpredikte.
Dit verschil verspreide zig als een loopend vuur door geheel Nederland. Elk nam 'er deel in, en de Partyen werden eindelyk zo heet tegen elkander, dat zy waarlyk niet veel aanziens hadden, als verdeedigers der Leer van den God des Vreedes en der Liefde.
Maurits, was eigenlyk een man zonder Godsdienst die aanvanglyk geen deel nam in deeze Godgeleerde twisten, om dat ze hem, wien de gevoelens der beide twistende, partyen even onverschillig waren, als zeer belachlyk
| |
| |
voorkwamen: toen hy evenwel merkte, dat de partyzugt algemeen werd; dat het eindelyk op eene groote verdeeldheid zou uitloopen, waarvan hy veele voordeelen trekken kon, zo hy er zig tydig van bediende, en vooral, toen hy zag, dat Oldenbarneveld party gekoozen had, toen trok hy zig het geval insgelyks aan, en, daar het hem om 't even was, welke gevoelens hy verdeedigde, voegde hy zig by den doldriftigen aangang van Gommarus, die in Oldenbarneveld haare tegenparty vond, en die zeer geschikt was, om zyne oogmerken te ondersteunen.
Welk een snoodheid van Maurits, dat hy den godsdienst dorst misbruiken, om zyn verfoeilyk oogmerk te bereiken!
Het gelukte Maurits ook zo wel, dat de gevoelens van Arminius in een Synode in 1718 en 1719 te Dordrecht gehouden, veroordeeld werden, door Rechters, die in hun eigen zaak uitspraak deeden. De Stadhouder intusschen, voorgeevende de besluiten deezer synode ter uitvoer te zullen brengen, trok met een militaire magt naar de steden, waar die geenen op het kussen zaten, die hy voor zyne vyanden en tegenwerkers hield, en zettede hen af, anderen, die van zynen wenk afhingen, in hunne plaats aanstellende. De Gestelykheid, die Arminiaansgezind was, kreeg ook een beurt. Dit vrye Gewest, dat nog kort te vooren zoo
| |
| |
zeer tegen alle geweetensdwang geyverd had, – dat stroomen bloeds had zien plengen, om vrylyk God te moogen dienen, overeenkomstig het licht van elks geweten, – dat zoo zeer, en met zulke goede redenen, tegen de heillooze en moorddaadige Inquisitie had uitgevaaren, – dat Gewest vergat zyn eigen grondbeginzels in zo verre, dat het de Leeraars en voorstanders hunner Broederen, die in weinige Geloofsartikelen van hen verschilden, op de wreedaardigste wyzen vervolgde, in de stinkenste gevangenissen wierp, of op de schandlykste wyzen ten Lande uitbande! –
En dit alles door de bewerking van Maurits?
Die 'er geen andere bedoeling mede had, dan om den onschuldigen, den braaven vriend des Vaderlands, Oldenbarneveld, langs dien weg het leeven, zo nuttig voor dit gemeenebest, op een schavot te beneemen
Hoe haatlyk word deeze Maurits in myne oogen! Alle zyne verdiensten verdwynen, en doen niets meer af by den Menschenvriend. Ik zie niets anders dan een Monster!
Zeer spoedig wist de Boosheid den eerlyken Grysaart vergezogte misdaaden aantetygen; 't was genoeg om Oldenbarne-
| |
| |
veld schuldig te vinden, dat Maurits en zyn kruipende aanhang hem als schuldig beschouwden. Vierentwintig onwettige en omgekogte Rechters onderzogten de zaak van Barneveld, – straks werd het Hofschavot opgerigt! – de onschuld, zig op God beroepende, was vervloekt in de oogen van een onverzoenlyk wraakgierigen Stadhouder, – niemand nam haare verdeediging op zig, – want dit was eene Hoofdmisdaad aan het vleiziek Hof van Maurits! ‒ Barneveld knielde! – de Beul sloeg hem het eerwaardige Hoofd af, – en Maurits juichte, om de zegepraal, zie zyn helsche bloeddorst behaald had!
Welk een Godtergend schepsel was deeze Maurits! Hoe kon de rechtvaardige Hemel dit schreeuwende onrecht dulden?
Tot zulk een wreedheid en gruuwel moet men in staat weezen, myn Zoon! wanneer men beslooten heeft, om onbepaald te gebieden. Maurits toonde in dit geval, dat hy bevoegd was, om te tyranniseeren, – om dat hy God noch menschen, eer noch geweeten, ontzag, wanneer hy zig aangorde om zyn zetel te vestigen.
En zulk eenen noemde men nog den beschermer van den Rechtzinnigen Godsdienst?
De driftigste yveraars van dien
| |
| |
Godsdienst, dien hy zogenaamd beschermde waren ook alleen bekwaam om hem daarvoor te erkennen. Elk eerlyk hart, welke gevoelens ook toegedaan, beschouwde hem als den veragtlyken moordenaar van den onschuldigen en verdienstlyken Oldenbarneveld de Godsdienst van het Euangelie, myn Zoon! behoeft zulke beschermers niet, en heeft ze ook niet.
Zy onteeren het Menschdom, ik laat staan het Christendom.
En evenwel vind men heden yveraars, die deezen handel van Maurits met Oldenbarneveld, als zeer voordeelig voor den toenmaaligen bloei der Kerk beschouwde.
Maar verkreeg Maurits zynen wensch eindelyk?
De daad die hy gepleegd had was zo barbaarsch, zo tyrannisch en afschuuwlyk, dat het niet missen kon, of de Natie, wanneer ze tot bedaaren kwam, moest 'er een afgryzen van hebben! – Maurits geraakte in den haat des Volks; en zonder het Volk kon hy zyn Plan niet voltooien; andere Vorsten, waarvan hy hulp verwagt had, werden onmagtig, of vonden het ongeraaden, om hun woord te houden, misnoegd over den gepleegden Moord, hem bedreigende, de Beschermers van Nederlands Vryheid te zullen weezen, byaldien Maurits haar dorst aantasten.
| |
| |
Welk eene te leurstelling!
Maurits gevoelde die in al haar kragt. Hy wanhoopte aan de bereiking van zyn doelwit, sloeg aan 't kwynen, en stierf uit spyt van geen gekroonde Dwingeland te hebben kunnen worden. Dus was de voorzienigheid andermaal waakzaam tegen de Tyranny van het Huis van Oranje. Maurits zeer geschikt om te overheerschen zag al zyn hoop door den Hemel zelf verydeld, juist op dat tydstip toen hy allen tegenstand opgeruimd dagt te zyn.
|
|