De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden Oranjeboom
(ca. 1784)–Anoniem Oranjeboom, De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden– AuteursrechtvrijNo. 48.
| |
2.Toen uwe Vloek-Trawanten,
De Hollandsche Cabaal,
Zig durfden teegenkanten.
En zelfs met vuur en staal,
Oranjes Recht vertreeden,
Dit deed gy, ô snood gebroed!
Verbasteraars der Zeeden,
Gy haakte naar ons bloed!
| |
3.Neen Utrecht zal niet treuren
Um uw lafhartigheid!
In 't hart zult gy bespeuren,
De wroeging, angst en nyd,
| |
[pagina 71]
| |
Hoe gy ook pleeg te blaffen,
Gy hebt reeds afgedaan.
De Pruisch die zal uw straffen,
Voor al uw snood bestaan.
| |
4.Waar zyn nu al uw Helden,
Gekogt voor Hollandsch geld?
Die het Cabaal vertelden,
Ter aard te zyn geveld,
Eer dat zy 't overgaaven,
Met Salms aan het hoofd,
Gy Pensionaris, Slaaven!
Wat is uw moed gedooft!
| |
5.Nu juichen Utrechts Wallen,
Daar Willem zich bevind!
Hy vreest geen donderballen,
Hy is uw te gezwind!
Zyn braave Leeger benden,
Die hebben uw verrast,
Koomt uw naar Holland wenden,
En werd daar aangetast.
| |
6.ô Schandelyke Keezen,
Bangmakers zonder hart,
Van Utrecht reeds verreezen,
Gy werd nu uitgetart;
Koom toon eens uw bravouren,
Dog met geen Kruid en Lood,
Met Roode Wyn en Hoeren,
Viel gy liever dood.
| |
7.Dank zyn die Willems Raden,
Die met voorzigtigheid,
By ogtend vroeg en spade,
Door eerlyk en fyn beleid,
Uw doel deeden mislukken,
Hem zyn ons dank gebragt,
Voor hun zult gy nog bukken,
Tot 't laatste Nagestaht.
| |
8.Bezie de Kerk en Toorens,
Van 't gantsch Utrechtse Sricht,
Daar branden voor uw hoorens,
De Oranje-Zon verlicht;
Zie daar de Wimpels waaijen,
Denk om uw stout bestaan,
De Fransche Haan zyn kraayen,
Heeft ons veel nut gedaan.
| |
9.Leef Willem met uw Telgen,
Met tweede Catherien,
Tot lof van Hollands Belgen,
Uw trouw die deed ons zien,
Hoe wy uw moeten eeren,
Nimmer hebt gy gefaalt,
Dog zult Gy ons Regeeren,
Terwyl 't Cabaal verdwaalt, -
| |
[pagina 72]
| |
10.Adieu dan Hollandsch Zuylen,
Van 't bitter Keezendom,
Als honden zult gy huylen,
Uw Moordkreet is reeds stom,
Ga berg uw uit deez' streeken,
Met uw gestoolen buit,
Eer dat wy 't aan uw wreeken,
Uw Vloekryk is reeds uit -
Ex Tempore, en uit overmaat van Vreugde.
|
|