De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden Oranjeboom
(ca. 1784)–Anoniem Oranjeboom, De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
Wien Nassauws trouw door d'adren zweevt,
Die Land en Kerk behoed;
Hy leevt voor 't vrye Vaderland,
Hoe zeer de boosheid zaamenspant.
Hy leevt, Hy leevt, Hy leevt.
| |
2.God schenkt ons zyn Verjaardag weêr,
Op deezen Achtsten Maart,
Die ons, tot 's Hoogstens lov en eer,
Weer stof tot juichen baart,
Hoe zeer het Loevesteinsch gebroed,
Hem Haat, en Smaad, en valsch begroet,
Hy leevt, Hy leevt, Hy leevt.
| |
3.Hoe zeer dat woedend Moorders-rot,
Te Waapen, Waapen snelt,
En zwaarden scherpt voor 's Vorsten strotGa naar voetnoot(*)
't Word van God perk gesteld,
Dies geeft hem eer en zingt hem lof,
Uw toon klinkt boven 't Starren Hof,
De dierbre Willem leeft!
| |
4.Gedenkt de daaden, die zyn Huis
Aan Neêrland heeft gedaan,
Hoe 't U heeft van het Spaansch gespuis,
En van Duc d'Alb' ontslaên,
En hoe een wreede Moorders hand,
Den eersten Willem aan 't Vaderland,
Ontroof, ontroof, on roof.
| |
5.'t Is nu twee Eeuwen juist geleên,
Dat Vader Willem viel,
Wie denkt daar aan niet met geween?
Wien gruwelt niet de Ziel?
Als hy de snoode boosheid zietGa naar voetnoot(†),
Die zoortgelyken schendaad riet,
Door laster aangehitst.
| |
6.Gedenkt wat Maurits heeft gewrocht,
En hoe hy, tot Gods eer,
| |
[pagina 47]
| |
Te Dordrecht heeft by een gebrocht,
Handhaavers van de Leer;
Die Leer, die Gods genade roemt,
En vryen wil en krachten doemt,
Hersteld, hersteld, hersteld.
| |
7.Gedenkt hoe Fredrik Hendrik streed,
Ee hoe hy 't Staatsgebouw
Met een vast dak heeft overkleed,
Ten einde 't nimmer zou
Zyn blood gesteld aan ramp of druk,
Maar, onder God, voor ongeluk
Beveiligd, blyven staan.
| |
8.Gedenkt hoe tweede Willem, 't Land
De Vree met Spanjen schonk,
En 't vryde van den Oorlogs brand,
Die tachtig jaaren blonk,
En maakte dat 't Staatendom,
Tot allerhoogsten luister klom
In aanzien, macht en eer.
| |
9.Gedenkt wat derde Willem deed,
En hoe hy voor u vogt,
Toen 't heevig VyfspanGa naar voetnoot(*) u bestreed,
En haast ten onder brogt:
Hoe hy uit ramp druk en geweld,
U wederom in Vryheid steld'
Met eer met eer, met eer.
| |
10.Ja Willem Friso schaft ook stof,
Tot zyn gedachtenis,
Die, daar hy streedt met eer en lef,
Helaas! verdronken is,
En liet een zwanger' Ega na,
Die ons nochtans, door Gods genaê,
Weêr baard' een jongen Prins.
| |
11.Gedenkt aan Vierde Willems daên,
Die u wan Vrankryks Macht,
Welk u gewislyk kon verslaan,
Tot ruimt' en Vreede bracht,
Waarom de Staat den Luistertrap,
Van 't erffelyk Stadhouderschap,
Voor eeuwig aan hem schonk.
| |
12.Hoe had het Engeland vergaan,
Was Vyfde Willems Macht,
Door kiels gebrek en 't wederstaan
Zyns raads, niet als verkracht?
| |
[pagina 48]
| |
Tuig, Doggersbank! tuig vijfde dag
Van Oogstmaand: van dien dapp'ren slag,
Die toen geleeverd is.
| |
13.Nochtans heeft deeze Vorst ons Land,
Door zijn zeer wijs beleid
Voor inval, en voor Scheepen brandGa naar voetnoot(*)
Des Engelsman bevreid:
Geen ramp heeft onze Kust gedeert,
Neen: Willem heeft die afgeweert,
Door Gods Goedgunstigheid.
| |
14.Dus ziet g'ô Volk! hoe op den duur
Oranje voor U streed,
En hoe het Vorstelijk Heldenvuur
Zijn gloed, voor u besteed
Heeft, en zijn Bloed voor U gestort,
't Welk thans helaas vergeeten wordt,
Van een ondankbren hoop.
| |
15.Keert ô misleiden! keert tog weer,
En toont een dankbaar hert,
Eer uw gedrag van God den Heer
Door wraak beteugelt wert:
Geeft aan Oranjen hert en hand,
En stijft alzo den Eendrachtsband,
Die U heeft groot gemaakt.
| |
16.Laat U tot voorbeeld zijn den Briel,
Die 's Prinsen deugd erkent,
Die Stad, die d'Alba 't eerst ontviel,
En nu ook 't steven wendt,
Om recht te Zeilen zo als 't hoort,
Ai maakt met haar een zoet accoord
Tot heil van 't Vaderland.
| |
17.Zoo moet die Stad, die d'Eerkroon draagt
Des heils van 't Vaderland,
Geroemd zyn, dat zy d'eendracht schraagt
Door deugd en door verstand!
God schenk' haar Zegen zonder maat,
Als de verlosser van den Staat,
Van twist en van geweld!
| |
18.Zoo praal' Oranj' in glans en gloor
En moet vol luister staan
Aan Neerlands Hoofd, all' eeuwen door,
Ja zo lang Zon en Maan,
Verspreiden Dag en Nacht heur licht,
Tot dat de tyd voor 't eeuwig zwicht,
En laster wordt gedoemt.
| |
[pagina 49]
| |
19.Wie heeft een Ziel, die 't recht bemint,
Die deugd na waarde schat,
Die hier in geen genoegen vindt?
Die niet betreedt dit pad?
Wel aan dan, waarde Burgerschaer!
Voor welk' ik tokkelde de snaar,
Volgt gy met Amen na.
|
|