Het Oranje vreugde-maal
(1747)–Anoniem Oranje vreugde-maal, Het– Auteursrechtvrijopgedischt in de gaare-keuken van de Gekroonde B. Ter gelegenheyd van de Verheffing van zijne Hoogheid
[pagina 25]
| |
Stem: Maria Edel Princesse.BLyde zijt nu Vroome Helden,
Maakt vreugde aan alle kant,
Door het Land,
Men zal uw gaan vermelden,
Van Prins Karel faljant,
Hoe dat hy zijn dapperheyd,
In den Strijd,
By de Franssen heeft laaten blijken,
Omtrent aan den Rhijn,
Daar hy moest over zijn,
En hoe het daar is gegaan,
Zult gy haast verstaan.
Prins Karel met groot begeeren,
Woud’ graag over den Rhijn,
Hoord na mijn:
De Franssen die hem daar keerden,
Dat was hem een groote pijn,
Hy zogt daar met alle vlijt,
En listigheyd,
Om de Franssen van daar te krijgen,
Drie Bruggen aldaar,
Deed hy maaken klaar,
En kwam by zijn Vyand in ’t Veld
Met een groot geweld.
| |
[pagina 26]
| |
Zo dra de Franssen hem zagen,
Was ’t alles in den roer,
En rumoer;
In ’t krieken al van den Dagen;
De Franssen te gaar,
Die vlugten aldaar,
Toen zag men een grote toer,
Van de Franssen vlugt daar,
Met elkaar,
En de rest die haar verweerden,
Die raakten als dan,
Het meest in de Pan,
Door de Hoesaren verwoed,
Met dappre moed.
De Slag die bleef niet lang duuren,
Of de Franssen waaren verjaagt,
Dat hun knaagt,
Nog binnen de teyd van Drie Uuren,
Waaren zy weg met een vlaag;
Veel zijn der gestooken de Moord,
En versmoord,
Door hitte van de Sonne-schijne,
Vaendels en Standaar,
Lieten zy met gevaar,
’t Was voor Prins Karel een Eer,
En na zijn begeer.
Men schrijft wel Drie-duyzend Franssen,
Die daar raakten vernield,
En ontzield,
De rest had geen teyd tot Danssen,
Die ’t Leven door d’Vlugt behield,
Van de Hoesaren al
In getal,
Zijn Agt-honderd Dood gebleven,
| |
[pagina 27]
| |
Prins Karel kreeg met zijn Armen,
De Passagie vry.
Wat vreugde zag men bedryven,
Door gantsch Vlaanderen en Braband,
En Duytsland;
Wanneer dat men hoord schryven,
Van deze Slag playsant:
Men Brande altaar,
Victorie t’gaar,
Over dees blyde Maar,
Maakt nu zoet geluyd,
Op Trommel en Fluyt,
Roept Viva Prins Karel faljant,
Door het heel’ Land.
Die vreugd’ werd ons beschreven,
Met Brieven en Courant
Door het Land:
Van ’t geene daar is bedreven,
Aan de Ongaarse kant,
Dat de Fransse zijn verjaag
Met veele plaag,
Tot Lodewijk zijn hartzeer,
Die door het geweld,
Van het Klooster-geld,
Verzogt tot een onderstand,
Voor ’t Fransse-Land.
Za wild ’er den Schepper loven,
Gy Ongaarse al gelijk,
Van het Rijk,
Dat hy uw den Zegen van boven,
Geeft door zijn mildadigheyd;
Den Heere die wil haar,
Nu te gaar,
Vorder Victorie verleenen,
| |
[pagina 28]
| |
Tot eenen welstand,
Van ons Nederland,
En dat de Tweedragtigheyd,
Niet komt in d’Strijd.
|
|