Het Oranje vreugde-maal
(1747)–Anoniem Oranje vreugde-maal, Het– Auteursrechtvrijopgedischt in de gaare-keuken van de Gekroonde B. Ter gelegenheyd van de Verheffing van zijne Hoogheid
Op een Nieuwe Voys.BEnt gy van zints te Vaaren,
Matroosjes Jonk en Oud,
Zo vreest niet voor de Baaren,
De Winter is hier zo koud,
Komt laatet ons t ’zaam vaaren dan
Na Spekjan of den Indian,
Afvaaren wy stout,
Wy vaaren om Zout,
| |
[pagina 11]
| |
De Gronden te peylen,
En weder te Zeylen,
’t Is hier te koud.
Te Calis eerst wy wat rusten,
Dan trekken wy Straat-waard in,
Daar vind men op Vreemde Kusten,
Voor eerst de schoone Waardin,
Dan roepen zy, Viva la Chasen Sinjoor,
Ik draag ’er de Sleutel van het Comptoir,
Setje wat neer,
Zeydze Mijn Heer,
Ik zal het uw schinken,
Wat lustje te Drinken
Na uw begeer.
Komt haal der ons wat Limoene,
Schenk ons de Wijn Brulee,
Wat hebje nog meer van doene?
Daar, isser een Stuk of Twee
En elk ree daar zijn Popje op stelt,
Zo verteerd men droogjes zijn Geld;
Maar wagtje wel,
Voor ’t Bruyne Vel
Smerte of Brande,
Wagt der uw Hande,
Het vyer is fel.
Ik had het schier vergeeten,
Livorne de schoone Stad,
In Boekwelm wilt weeten,
Daar schuylter nog wel wat,
Daar woone de Hoertjes Huys aan Huys
Voor Schippers, Koopliede,
Jan Hagel in ’t kluys,
Zy roepen in ’t Spaans;
Martiliaans,
| |
[pagina 12]
| |
Wat lustje te drinken,
In ’t Italiaans.
De Hoertjes van Allekanten,
Als ’t Geldje nu is verteerd
Dan vind men de ligte Danten,
Daar isser geen Hoer of Weerd,
Die ons kan helpen uyt de nood,
Want Jan Credit die is ’er dan Dood,
Smeyt der de Guyt,
De Deuren uyt,
Zijn Lijf vol plage,
Zijn Huyd vol slage,
Daar leyd der de Guyt.
Oorlof Matroosjes alle,
Die vaaren na de Straat,
En wilt der alzo niet malle,
Want Hoerdery is kwaad;
Houd veel liever uw Bakhuys voor glad,
Jan Pieterman droog, en je in ’t Nat,
Drinkter de Wijn,
By Juffertjes fijn,
De Straatze Bende,
Maakt geen Elende,
’t Mag zo wel zijn.
|
|