Het Oranje vreugde-maal
(1747)–Anoniem Oranje vreugde-maal, Het– Auteursrechtvrijopgedischt in de gaare-keuken van de Gekroonde B. Ter gelegenheyd van de Verheffing van zijne Hoogheid
[pagina 8]
| |
Op een aangename Voys.BAtavieren komt dra
Wilt zingen vroeg en spa
Den Heere Jehova;
Lof, Prijs en Eer,
Die uw nu weer gedenkt,
Zulken Victory schenkt
En uwen Vyand krenkt,
Steeds meer en meer,
Die uw zo moedig kwam vallen an
Vol hooge lusten,
Op zijne Kusten,
Zo menig Man.
February Agtien,
Zestien-hondert mitsdien
Dertig Negen, men zien
Ging eenen Slag;
Voor Duynkerk op de Rhee,
Van Admiralen Twee,
d’Hollandz’ en Duynkerkz’ mee,
Den zelven Dag
Even dat Colaar, over drie Jaar
| |
[pagina 9]
| |
In ’t Zeeuwsche groeten,
Vand geen verzoeten,
Maar droefheyd zwaar.
Dit lag haar nog in den zin,
Des zy dagten het gewin
Te halen weder in,
Met Kruys en Scherp,
Op een Vrydag ten Agt
Uuren, zy met haar Magt
Kwamen, maar hun verwagt
Heeft, eene Herp,
Die wat kwam spelen met Zarwat,
Om haar te danken,
Maar dog het banken,
Viel haar te hart.
Wel Admiraal Michiel,
Van Doorstik hoe geviel
Uw dit Bataafs gekriel?
Dat gy Adieu
Gingt zeggen voor de leus,
Van eenen blauwen Neus,
En liet zo aan de Geus.
Twee Schepen Nieuw,
En uw Vies-Admiraal door den noot
Geheel Verbranden,
Of gingt gy Landen,
In Charons-boot.
Lof Herpet Admiraal,
En Bonkers die voor ’t Staal,
Uw Vyand menigmaal,
Ter neder veld;
Lof Capiteynen t’zaam,
My onbekend van Naam,
Uw Eer zal door de Faam,
Werden verteld,
| |
[pagina 10]
| |
Zo lang als Phebus op d’Aarde straald
Matroos, Soldaten
Zal zijn, door ’t Praaten
Uw Lof verhaald.
Prinsse ô Heer! den Lof,
Komt uw voor al hier of,
Want wy zijn dog maar stof,
En onze Magt
Schryven wy met dit werk
Toe, aan uw die zeer sterk,
Voor ons zijt een Bolwerk
Dag ende Nagt,
Tegen ons listigen Vyands pak,
Dies uw ’t zingen
Wy de Eer toe bringen
Want ’t Vleesch is zwak.
|
|