Opwaartsche Wegen. Jaargang 18(1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] Niek Verhaagen Nieuw bruiloftslied I Aan ieder feest dat hier begon ging deze handeling vooraf: de zon schudt aan de horizon de nachtelijke wade af en richt zich van het laken op dat kim en tegenkim omspant en glimlacht naar een heuveltop of hooggerekte huizenrand. Bij ieder feest dat hier begint is er een traag gerezen zon die in het rijzen zich bezint op wat vandaag toch wel begon, tot in de kamer van de knaap de stralen kaatsen op 't portret en blijven dralen, dat zijn slaap het verder voortgaan wordt belet. Dit is 't begin van ieder feest, geworden uit een prille droom. Zo is het altijd hier geweest want zonlicht en de zoete schroom zien gaarne in één samenblik elkanders wonderlijk bestaan en bij hun stille samenschik drijven de zachte geuren aan. Open uw venster, knaap, en kijk! en, peinzend meisje, ontsluit uw raam: de koelte in dit herboren rijk draagt de u lief geworden naam. Dit zijn de geuren uit uw droom, de bloemen uit uw visioen; de knoppen botten aan de boom, de lage struiken worden groen. [pagina 115] [p. 115] II Over de wijde velden trekt de grijze nevel naar de zon, als kleine golven weggeëbd. Het land, dat uit het water klom, oogknippert in het milde licht dat over struik en bomen rijst. De knaap als in een droomgezicht beziet een smetloos paradijs. Hij hult zich in een luchtig kleed en richt zijn schreden naar het veld waar hij zijn liefde zeker weet. O wonder dat hem vergezelt en dat zijn lopen lichter maakt zodat geen bloem zijn voeten vreest, geen vogelpaar het zingen staakt maar luider meedeelt in zijn feest. Bij vlietend water blijft hij staan en streelt de pluimen van het riet. Waar komt dit pluimend riet vandaan? en deze lelie, die hij ziet opbloeien uit het watervlak? hoe kwamen al de bloemen uit, de roos, de tulp, de hyacint? wie roept het zuivere geluid dat wordt gedragen door de wind? Het paradijs is paradijs. De vragen zijn bewondering van deze goddelijke wijs en van elk nieuw geschapen ding. Het roepen is zijn oren goed: hij wacht de liefste vrouw, die schroomt tot hem te komen. Zie, hij moet languit gaan liggen - en hij droomt...... [pagina 116] [p. 116] III Het meisje ziet het venster uit wanneer de zon haar heeft gewekt; een kleine vroege vogel fluit tussen het groen; het meisje strekt de hand uit naar de zingeling, die met een tjielpen ongeremd toevliegt en als een gouden ring de pootjes om haar vinger klemt. Dit is zijn zoete morgengroet vanuit het juist ontwaakte veld. De liefde zingt haar tegemoet, een vogel heeft de droom verteld die aan het stromend water wordt begonnen. - O dit vrolijk hart waarin de zon haar stralen stort, zo open, door geen angst verward. Zij kijkt de kleine vogel aan, streelt zacht het kopje en fluistert: ‘Zeg mijn liefste dat ik snel zal gaan......’ O kleine vogel, wiek nu weg over de bomen naar de beek, haar liefste slaapt bij pluimend riet, zing hem dat haar zijn liefde bleek, zing hem het onverganklijk lied! Het meisje, in een sneeuwwit kleed, dwaalt naar het zonbeschenen veld waar zij haar liefde zeker weet zoals de vogel heeft verteld. Zij is de allerteerste bloem die ooit een ranke stengel droeg. Ach, liefste namen die ik noem, zij blijken nimmer lief genoeg. [pagina 117] [p. 117] IV Knaap, luister, een verruklijk lied drijft op de koele winden aan. Uw bruid zoekt u bij pluimend riet, ik zie haar langs het water gaan. Haar kleed is als de lelie wit, haar ogen blauw als d' hyacint; en op haar blanke schouder zit het vroege vogeltje, uw vrind. De knaap, een glimlach om de mond die milder dan het zonlicht groet, ontwaakt en ruikt de goede grond zoals een boer dat somtijds doet. Hij zegent deze lusthof Gods en raakt de aarde met zijn huid. En door zijn lichaam stuwt de trots, hij is een man, zij is zijn bruid. Hij wuift haar tegen met zijn hand. ‘Ik ben niet langer meer alleen,’ denkt hij. Er strijkt een zachte brand over zijn koele leden heen. Zijn glimlach is haar glimlach goed, haar handen rusten in zijn hand, haar kleine voeten bij zijn voet zijn stil en veilig overmand. De bruiloft baart de zoete schrik der liefde die het diepst geluk kent in het eeuwig ogenblik van 's lichaams druk en tegendruk, wanneer de droom en weerdroom sluit en van de lusthof ieder ding beeld wordt in bruidegom en bruid, de allerliefste lieveling. Vorige Volgende