personen zich op Nietzsche beroepen. Zijn gedachten gaan hun eigen weg; ze zijn in zekere zin autonoom geworden en hebben Nietzsche achter zich gelaten, maar in een andere zin dan hij bedoelde.
En naarmate Europa zich ontkerstent, gaat ook de mogelijkheid verloren datgene in Nietzsche te bewonderen, ja te beminnen, wat in hem erfenis van het Christendom was. Europa is bezig het orgaan te verliezen om de uit Christelijke bodem gegroeide kunst en cultuur lief te hebben, te waarderen en te verstaan. Nietzsches eruditie, zijn fijnheid van geest, zijn cultuur, was zijn grote misverstand. Wat hij mee heeft helpen voorbereiden, is een onversneden ‘Nihilismus’, dat oneindig lelijker, maar oneindig werkelijker is dan het interessante nihilisme, waarover Nietzsche meende te hebben getriumfeerd. De tijd is misschien reeds gekomen, dat Nietzsches geesteskinderen hun vader dilettantisch, halfslachtig en burgerlijk zullen gaan vinden, behept met de duizend vooroordelen van een humanistisch-christelijke samenleving.
Heeft Rispens, ofschoon hij de gedachtengang van deze beschouwing stellig niet zal onderschrijven, reeds bij het opstellen van zijn belangwekkende lezing verzet aangetekend tegen de vergroving van Nietzsches ideeën in de practijk, hoezeer is sindsdien het proces versneld! En dat maakt het herlezen van Rispens' voortreffelijke studie, mede door het levendig worden van zoveel eigen herinneringen aan ‘uren met Nietzsche’, tot een pijnlijke bezigheid. Het is vandaag niet meer mogelijk, over Nietzsche te schrijven en te spreken als voor vijf, zes jaren. Wat in zijn werk ook voor een positief gelovige ‘genietbaar’ was, is dit nauwelijks meer. Wat zegt mij geestesaristocratie bij den vader ten overstaan van wat ik van zijn kinderen zie? Ook als het ene kind het andere verloochent en bestrijdt?
Welk een zielige figuur is in deze tijd de intellectueel, die niets heeft dan zijn eruditie, zijn smaak, zijn verfijning. In bewogen tijden, als de instincten en driften ontbonden worden, schuift men hen opzij. Ze zijn te gecompliceerd, te pretentieus, te hangerig.
Geen protesten, geen scherpe ontledingen van de toestand,