| |
| |
| |
[Gedichten van Gerrit Achterberg]
Gerrit Achterberg
Ode
vereeuwig ik u, niemand weet
het einde van dit wreed gebied
en wat er nog met u geschiedt,
van 't gonzend bloeiveld jij-ik
Muren, als moeder zoo volkomen
aanrecht, kraan, servies;
Vloerkleed bereikt als sterven:
tot in de nauwste nerven.
gelaat, ga nooit meer heen.
| |
| |
dierbaar open, dierbaar toe.
Er waren herten in het bruin behang,
voor achtervolging van gedrochten bang
ik heb het je gewezen en je groote
oogen onthielden zoet en lang
de schemer waarin zij verschoten.
Voorkamer, wij zijn hier;
voor deze zondag zijn wij hier;
huiskamer, er is niemand thuis;
wij komen enkel nog gewoon
eten in u, want het is schoon
moeder en zoon te zijn in u.
Nachtkamer, gij zijt ons;
een mond van liefde frons.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg
Dichter
Toen hij zich op zijn knieën neerliet bij het kind
zagen hun oogen dingen van voor duizend jaren:
een bal, een bouwdoos, koekkruimels, een lint, een cent;
hij wist niet waarvandaan de wilde vreugden waren,
die ze elkaar toelachten, redeloos als het ware.
Was niet van Plato het Symposion gekend,
alsmede die Kritik der reinen Vernunft van Kant,
en van de dood het wezen als der dingen eind?
Maar het moment laat alle zekerheden varen,
die het der wijsheid ons te geven is vergund,
om oog in blinkend oog met het geluk te staren,
dat nog geen middel heeft om zich te openbaren;
waarvan alleen de dichter de formule vindt,
als bij de gratie van een plotseling verklaren
weerzijds het blind en zeker stamelen begint.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg
Dialoog
Het leven zegt: ga met me mee,
ik heb gebieden, fonkelnieuw,
met vogels aan een gouden zee
en duizend vrouwen om te kussen,
je zult je niet in mij vergissen......
Ik heb gefluisterd: laat in vree,
lied worden wat de dood kan missen.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg
Medium
Wat nooit meer ademhalen zal,
en nog in geen gedicht begon,
vinden in mij elkanders bron
Zoolang ik hier vertoeven moet
ben ik het verste rendez-vous
voor dood en leven: wees gegroet,
fluisteren zij elkander toe.
En gaan in liefde's laatste naam
omhelzing aan, tot klaar en stil
het zingen in mij worden wil,
waarmee zij samen voortbestaan.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg
Chaos
Waar gij uw oogen over sloot,
werd alles dieper dan de dood,
stond aan geen eeuwigheid zoo bloot
het leeggebleven avondrood;
lig ik in een geheim geknield,
waarvoor de sterren staan ontzield;
waarvan mijn zingen overhield,
een rytme, dat mijzelf vernielt.
| |
| |
| |
Gerrit Achterberg
Wachtwoord
Gebogen over haar zorggebied,
houdt, aan den rand van dit heelal,
de ziel bespreking met het niet:
of het nog uitleveren zal,
het krachtens liefde's protocol
bij haar behoorende verschiet,
waarvoor de dood zijn halt gebiedt;
tenzij mijn lied het wachtwoord vindt,
|
|