| |
| |
| |
Boekbespreking
Het muziekleven in Nederland in de 17e en 18e eeuw door Dirk Balfoort. Uitg.: N.V. P.N. v. Kampen & Zn., Amsterdam. 1939.
Een eenvoudig oriënteerend werkje over het Nederlandsche muzikale leven in de 17e en 18e eeuw. Het opent met een hoofdstuk over Sweelinck en Schuyt, handelt dan over de kerkmuziek en de muziek in den huiselijken kring en de collegia musica. Volgen korte hoofdstukken over de instrumentaalmuziek, de torenmuziek en 't muziekonderwijs, om te eindigen, voor zoover 't de 17e Eeuw betreft, met een bespreking der muziek bij dramatische ver tooningen. Meer technisch is 't hoofdstukje over muziekinstrumenten en instrumentmakers. Het tweede, minder omvangrijke boekgedeelte handelt over de collegia der 18e eeuw, de kerk- en concertmuziek, over Felix Meritis en de muziek bij de dramatische vertooningen. Het werkje, dat populair gehouden en verhalend geschreven is, besluit met een woord ter verantwoording, een lijst van persoonsnamen en een lijst der tien afbeeldingen.
P.H.M.
| |
Dichters der reformatie in de zestiende eeuw, door Dr. W.A.P. Smit. Uitg.: J.B. Wolters' Uitg. Mij., Groningen. 1939.
Dit boek is een waardig pendant van Anton van Duinkerken's ‘Dichters der Contra-reformatie’. Smit heeft hier een keur uit de zestiende eeuwsche Protestantsche poëzie bijeengebracht, die een positieve dichterlijke waarde bezit en volstrekt niet uitsluitend in litterair-historisch opzicht van belang is. Zijn inleiding tot deze bloemlezing doet weldadig aan door de nauwkeurigheid, waarvan zij blijk geeft en de waardige, rustige toon, waarop de schrijver met anders-denkenden polemiseert.
Het geheel is een stellige aanwinst in het bijzonder voor onze Protestantsche letterkunde, die hierdoor een historische basis erlangt, nog afgezien van het feit, dat Smit's bloemlezing het bestand van onze poëzie met een aantal fraaie verzen heeft verrijkt.
Men mag op enkele punten met den schrijver van meening verschillen over dezen geestelijken achtergrond van sommige figuren, dit neemt niet weg, dat onze waardeering groot is voor Smit's degelijk en baanbrekend werk.
R.H.
| |
| |
| |
Van godsdienst en vaderland, door W.A. Dekker. Hoofdlijnen uit de geschiedenis der Hongaarsche letterkunde. Uitg.: G.F. Callenbach N.V., Nijkerk. 1939.
Een boek, dat een ernstige bestudeering waard is. Met groote liefde heeft Ds. Dekker dit veelomvattend werk ongetwijfeld verricht en zich niet laten afschrikken door de moeilijkheden, die hij op zijn weg uit den aard der zaak zal hebben ontmoet. Een vertaling van een aantal belangrijke fragmenten uit de Hongaarsche letterkunde heeft hij aan zijn studie toegevoegd, zoodat de lectuur van het geheel een aangename afwisseling biedt.
De firma Callenbach zorgde voor een passend uiterlijk. Moge dit fraaie boek er het zijne toe bijdragen om over de grenzen heen de lampen brandende te houden in dezen verscheurden tijd.
R.H.
| |
Gegroet, Europa!, door Hans Ruin. Uit het Zweedsch vertaald door N. en A. Basenau. Utrecht, Ervan J. Bijleveld, 1939.
Een boek, dat pleit voor een ‘radicaal christendom’; geschreven door een journalist, die de wereld rondgezworven heeft en daarbij zijn blik vooral gericht heeft op wat er aan ethische waarden overgebleven is in onze hedendaagsche menschelijke samenleving; een vertwijfelde poging ook om te gelooven in den stelregel van het oude humanisme: de mensch is van nature goed. Men komt een oogenblik wellicht onder de bekoring van des schrijvers dichterlijk idealisme; doch ten slotte legt men het boek onvoldaan uit handen. Immers het blijven ‘woorden’ (goed-bedoelde, nobele woorden), die men hoort. En wat baten zij een wereld als de huidige, waarin ook de beste ‘woorden’ gedoemd zijn te verklinken in een echolooze ruimte van wanbegrip en haat?
R H.
| |
Job Andersom, door Jaap Kolkman. Uitg.: Gebrs Zomer & Keuning, Wageningen. 1939.
Het is dezen, ons onbekenden auteur van een Vlaardingschen visscherij-roman gelukt een zeer levendig, aannemelijk verhaal te vertellen over het leven van orthodoxe Christenen. Zijn beschrijving van het visschersleven is realistisch in den goeden zin van dat woord. Weliswaar is die beschrijving slechts een enkele maal herverbeeldende schildering geworden en kan men 't betreuren, dat de teekening der personen de voor een roman noodzakelijke psychologische diepte mist. Doch wanneer onder ons iemand kans ziet, een werkelijk boeiend verhaal te schrijven, waarin 't met de levenswerkelijkheid eens niet op een accoordje wordt gegooid dan verdient dat feit onze aandacht en onze hartelijke
| |
| |
waardeering. Dit boek is niet, als zoo talloos vele andere, een industrieproduct. Het is naar de verhaalstructuur zèlfs vergelijkbaar met de even beruchte als langademige bekeeringsgeschiedenissen op de achterzijde van kalenderblaadjes, maar juist dit feit verhoogt onze waardeering voor het levensverhaal van ‘Job Andersom’ omdat ondanks die structuurverwantschap de auteur van zijn geschiedenis iets gemaakt heeft wat velen met het genre der Christelijke bekeeringsverhalen zal vermogen te verzoenen. Het blijkt dus, dat wij gelijk hebben. Het blijkt dus inderdaad mogelijk een vlot, levendig, boeiend verhaal te schrijven, dat geen literatuur doch eenvoudig maar volkslectuur is en 't tegelijk toch ernstig neemt met de levensrealiteit.
Er zitten natuurlijk zwakke plekken in dit boek. Er zijn verhaalgedeelten waarin de schrijver duidelijk meer betoogt dan vertelt. En een enkele maal zou men ook een wat zuiverder zoo niet dieper psychologie wenschen, hoewel erkennende, dat psychologische diepte niet in de eerste plaats in volksverhalen moet verwacht worden. Maar dat een auteur met behoorlijke kennis van het materiëele en geestelijke leven van een belangrijke volksgroep met dit boek bewijst, dat het eenvoudige, beschrijvende verhaal nog mogelijkheden heeft achten we heel belangrijk.
P.H.M.
| |
Het laatste huis van de wereld, door Beb Vuyk. Uitg.: N.V. W. de Haan Uitg. Mij., Utrecht. 1939.
De inhoud van dit Indische verhaal van plantersleven maakt den indruk, eigen belevenissen en ervaringen van de schrijfster te bieden, doch bij de beoordeeling van het weinig omvangrijke, zeer goed en suggestief geschreven werkje legt dat feit weinig gewicht in de schaal. De rustige, ingetogen verteltrant, de zelfbeheersching bij de uiting en uitdrukking van gevoelens en emoties geven het boek een evenwichtigheid, die weldadig aandoet en waardoor de lezer in de gelegenheid wordt gesteld, ten volle van deze geschiedenis te genieten. Hoofdfiguren daarin zijn de planter en zijn vrouw, die alle kracht van geest en lichaam ingezet hebben om een plantage ergens in een uithoek van Oost-Indië, die een erfenis is, rendabel te maken. Dat zij ondanks alle inspanning daarin tenslotte niet slagen, vormt de tragiek van het laatste hoofdstuk, dat tot een aanklacht wordt zoowel tegen bepaalde toestanden als tegen degenen, die die toestanden weigerden te wijzigen.
Maar afgezien van de tendenz der laatste bladzijden, verbeeldt het verhaal op treffende, soms zelfs aangrijpende wijze sober de vreugden en het leed van een paar eenzame blanken op een vooruitgeschoven post. In het bijzonder fraai is het hoofdstuk, waarin de zwangerschap en de bevalling van de plantersvrouw worden geteekend.
Jammer, dat de illustraties zoo detoneeren.
P.H.M.
| |
| |
| |
Boven de polder de hemel, door Jo IJpma. Uitg.: Bosch & Keuning, Baarn. 1939.
Wij bemerken tot onze spijt, dat wij tot heden in gebreke bleven, Jo IJpma's eerste verhaal in ons blad aan te kondigen en wij haasten ons temeer, dit verzuim in te halen omdat wij ons eenige maanden geleden verplicht zagen, van een later verschenen boek van deze schrijfster een ongunstige bespreking te geven. ‘Boven de polder de hemel’ verdient alle waardeering, die wij aan 't meisjesboek ‘Toch in orde’ niet geven kunnen. Het is een rustige vertelling in leesbaar proza, waarvan de beperkingen, die de auteur zich oplegde, zeer te waardeeren zijn. Het boek vormt een specimen van die Christelijke volkslectuur, die jammer genoeg in discrediet is geraakt door de vele voortbrengselen van een massa-productie, waarin de schrijvers en schrijfsters het zoomin met de levensrealiteit als met de Christelijke bekeering en geloofspractijk ernstig namen. Jo IJpma's eerste boek bewijst, dat de Christelijke volksvertelling serieuze beoefenaars begint te krijgen en haar boek is een symptoom van een regeneratie, die we van harte toejuichen. Wanneer zij de zelftucht bezit, er nu maar niet op los te gaan schrijven, doch haar talent ontwikkelt, kunnen we nog goed werk van haar verwachten.
P.H.M.
| |
Een molshoop in zee, door Sigurd Elkjaer. Uitg.: N.V. Bigot & Van Rossum, Amsterdam. 1939.
De tweede (uit het Deensch in onze taal vertaalde) roman, die wij van dezen ontegenzeggelijk bekwamen auteur onder de oogen krijgen. De geschiedenis is gelocaliseerd rond een molen op een der Deensche eilanden en de eilandbewoners zijn gegroepeerd rond de leden van het molenaarsgezin. Elkjaer vindt zijn kracht in karakterbeschrijving en natuurteekening. Een probleem kent dit rustig geschreven verhaal niet en de ontwikkeling van gebeurtenissen is duidelijk ondergeschikt aan de persoonlijkheids-uitbeelding en de teekening van karaktergroei. Elkjaer is een evenwichtig verteller, die verschillende en onderscheiden individuen kan teekenen en ze in een sterk begrensd kader kan onderbrengen. De drie zoons van den ouden molenaar, de krachtig-zinnelijke echtgenoote van den oudsten; de goedmoedige, zichzelf maar nauw bewuste figuur van den zoon, die feitelijk in 't boek de hoofdfiguur is, worden ten voeten uitgeteekend, naar hun uiterlijk, maar meer naar hun persoonlijkheid en met de krachten, die hen door het leven drijven, hun noodlot of bestemming tegemoet. Een boek, dat men geboeid doorleest en dat goed vertaald werd.
P.H.M.
|
|