Den dag waarop hij als een dief van huis was weggeslopen, hesen de knechten zijn klok omhoog in den bok, om haar vrij te laten hangen voor den proefslag. Eén reikte hem den hamer, zij traden achteruit, ongeduldig van spanning, en wachtten.
Hij bezag zijn meesterwerk, de gestalte van volmaakten vorm. Men zegt, het zijn de zuivere lijnen niet waar dat brons een stem door krijgt, de maker heeft zijn ziel daarin gelegd en háár klank heeft een klok te luiden. En opeens begreep hij dat hij haar haatte, en haar vernielen moest eer zij de wanhoop verried waaruit zij werd geboren. Met één woesten slag kon hij haar doen springen in den eersten klank.
Maar deze klok barstte niet; er bestaat immers ook een verbittering die een zwak gemoed nog harder maakt dan staal. Statig breidde haar dreun zich uit, breed zoals een arend de vleugels spreidt aan het begin van zijn vlucht; en haar toon was rein, zeer diep en lang, uitstervend tot een nadrukkelijke echo eerst, dan zachter, tot hij bewegingloos bleef hangen, onnaspeurbaar als een zucht. Daar was geen feil aan deze klok, de geringste fout was voorzien en vermeden; maar haar meester werd koud tot in zijn hart omdat hij den slag van een doodsklok had herkend.
Dien avond keerde hij niet bij het meisje terug. In cirkels liep hij rond het huis toen het reeds donker werd, zonder moed om naar binnen te gaan. Honderdmaal trachtte hij den angst te overwinnen door zich voor te stellen dat zij als vroeger op hem wachten zou. Maar iederen keer als hij een besluit genomen had, trok hij de hand weer af van de deur, omdat hij de stilte daarbinnen reeds kende, waarin zij gestorven lag. En toen het nacht was, ging hij langzaam op het sombere, kleurloze water toe, wrang en verbeten, en hief de vuisten en het gelaat ten hemel, en vroeg: waarom.
Het heeft geen zin dit verhaal tot aan het eind te vertellen, wie zou niet weten hoe het slot verloopt. Er zijn ook geen duivel of geen hel bij nodig, het is slechts een vertelsel van dien zwijgenden plas, waar men geen klok hoort luiden, maar het eigen, levende hart, dat lange maten slaat uit vrees voor de bedreiging der verlatenheid.