Opwaartsche Wegen. Jaargang 17(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] [Gedichten van Niek Verhaagen] Niek Verhaagen Als petrus Op mij, o Meester in de hof, kunt Gij U onbevreesd verlaten. Ik draag het zwaard. Deze soldaten, zij zullen bijten in het stof. Dien Judas daar, zo ik hem trof, hem zou geen macht ter hel meer baten; ik zal hem tot mijn dood toe haten. Zie hun gelaten, vuil en grof. - ‘Ga achter mij, verlaat nog heden het pad waarop gij zijt getreden: Ik sticht Mijn Rijk met eigen bloed. Steek, vriend, uw zwaard weer in de schede, dan geef Ik u Mijn krachten mede, omdat uw hart verbloeden moet.’ [pagina 345] [p. 345] Niek Verhaagen ‘Oude Jan’ te Delft Uw toren staat gebogen naar de gracht Wel ied're Delftenaar zal dit verklaren uit een bijkomstigheid: het aantal jaren dat gij reeds in de stad hebt doorgebracht. Ik ben vermetel: wellicht onverwacht begon u 't eeuwig kerk-zijn te bezwaren; gij wildet ergens d' eigen zin ontwaren en hebt toen aan uw spiegelbeeld gedacht. Gij buigt u wel niet ver genoeg, maar later zult gij uzelven zien: de felle hater van uw in roest geklonken eenzaamheid. Dit is uw doem: gij zult niet zijn bevrijd, tenzij, met van uw klokken dwaas geschater, g' u blindelings omlaag stort in het water. [pagina 346] [p. 346] Niek Verhaagen De jonge vrouw Wie vrouw wordt boven vijftien jaar en niemendal heeft dan vrindinnen, die gaat zich op den man bezinnen en levert fluist'rend commentaar. Dwaalt dan wat rustloos rond de baar der afgestorven oude zinnen, en laat de zoetste dromen binnen en denkt veel onzin bij elkaar. Maar heeft een jonkman soms de moed om naar haar grote gunst te dingen - Komt laat ons zien wat zij dan doet: Ze kijkt angstvallig naar zijn hoed, maar laat hem stil zijn liedje zingen en knikt zeer schuchter als hij groet...... Vorige Volgende