Alfred Löb
Willem de Mérode
(Een impressie)
Indien men mij vroeg een impressie te geven van Willem de Mérode, dan zou ik gaarne deze poging wagen, al was het alleen maar, om de nagedachtenis van deze merkwaardige persoonlijkheid, die een wezenlijk dichter was, ook door mij te doen huldigen.
Toen ik hem eenige jaren geleden leerde kennen, had ik nog niets van hem gelezen. Ik zag een man, plechtig gekleed als een burger, onwennig aan het verschijnen onder menschen en door den harden greep van lichamelijk lijden geteekend. Een breed sterk gebouwd lichaam droeg een kop, die je niet anders dan boersch kon noemen met als meest opvallend kenmerk: een neus van een eigenzinnig sterken vorm. De oogen waren gesluierd en hadden een zachte, vriendelijke uitdrukking. Je kreeg den indruk een van de wereld afgekeerd, eenzaam mensch voor je te zien, die toch voor de minste belangstelling, voor een goed woord buitengewoon gevoelig en dankbaar was.
Ik zou hem schilderen. Het was zijn wensch, maar ik zag nog niet, hoe ik door zijn uiterlijk heen zijn innerlijk wezen kon weergeven. Ik las gedichten van hem. Meer en meer werd ik getroffen door de schoonheid en tegelijk door het tragische van deze lyriek. Aan wat voor teere, oneindig sublieme gedachten en gevoelens wist hij uitdrukking en gestalte te geven, en ook: welk een innerlijke kracht moest deze zichtbaar door lijden gekwelde man bezitten. Ik was er sterk van onder den indruk, maar tegelijk in verlegenheid: hoe moest ik zijn uiterlijk verwerken, om het met die indrukken in overeenstemming te brengen?
Het blijft voor mij altijd een probleem, belangrijke en vooral scheppende menschen zoo te schilderen, dat de mogelijkheid voor het ontstaan van een kunstwerk gegeven is - èn tegelijk den eisch, hun kwaliteiten overtuigend te maken, niet te veronachtzamen - een eisch, waarop de bewonderaars aanspraak maken en waaraan je tenslotte als schilder ook behoefte hebt. Deze menschen hebben dikwijls niet dat, wat je over 't algemeen een ‘Kunstenaarskop’