Opwaartsche Wegen. Jaargang 17(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] Muus Jacobse Ballade van de vergeefse liefde In memoriam Willem de Mérode Anders was ik, anders ben ik gebleven - O gij die mijn gedichten en mijn daden Zult duiden, acht u niet te zeer bedreven: Mijn hart verhulde zich in siergewaden, Mijn dromen moesten in verbanning leven. Wat duidt gij mij ten goede of ten kwade, Die nooit de bron van mijn verlangen kende, Maar die u bukte en u van mij wendde En mij verbasterde met uw genade? Anders was ik dan allen in mij lazen, Anders was ik dan allen van mij schreven: Van mijn vernederingen en extazen Hebben zij niets verstaan en niets vergeven - Anders was ik, anders ben ik gebleven. Mijn zinnen rijpten tot een overvloeien Van liefde en verlangen zich te geven, Geurend als rozen, hun bedwelmend bloeien Naar de bevruchting van de nacht geheven: O nachten van geluk en zalig beven En dromen, in een mateloos vermoeien, Hoe ik als moeder met het kind zou stoeien, Tot het vertrouwend aan mijn schouder rustte.... [pagina 243] [p. 243] Anders was ik - geen die mijn lippen kuste. Anders was ik - dat heb ik steeds misdreven. Want mijn vertederingen en mijn lusten Hebben zij nooit verstaan en nooit vergeven - Anders was ik, anders ben ik gebleven. Prins van mijn liefde, komt gij mij verlossen? Rusteloos werd ik tot u voortgedreven: Voor vogels is een nest, een hol voor vossen, Maar waar de steen die mij de rust zal geven? Misschien de laatste grenssteen van het leven, Voor de spelonk gewenteld om te waken, Dat geen tot mijn vernietiging zal naken - Zult gij dan uit de wolken tot mij zweven En als een bruidegom zijn bruid mij halen? Ontwind het doodskleed om mijn leên geweven, Ontwind de zweetdoek, dat mijn ogen strálen: Altijd hield ik ze tot u opgeheven - Anders was ik, anders ben ik gebleven. Vorige Volgende