Opwaartsche Wegen. Jaargang 17(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 219] [p. 219] [Gedichten van E. Legrand] E. Legrand Strophen voor Eva Zwart vuur waarin mijn ziel vergaat, Ik weet niet wat ik achterlaat, Doch wat ik eerder schreef, het is gelogen, Ik ken en min slechts Uwe oogen. Beminnen is plicht, Wie kan uit plicht beminnen? Ik toon mijn vriendelijkst gezicht, Van acht'ren sluipt de ontrouw binnen. Kil hart, dat zonder mededoogen Een wereld die in vlammen staat, Zingend en spelende achterlaat; Zwak hart, zal het nog eens beminnen mogen? [pagina 220] [p. 220] E. Legrand Geluk overdag en des nachts Als één zijn in de moederschoot, Die draagt en die zij draagt: het kind, Heb ik haar in den droom bemind, Die in mij sliep en mij besloot. Zoo hartsvertrouwd was het gelaat, Dat door verscheurde nevelen drong, Zoo puur 't geluk dat door mijn lichaam zong, Dat alles dong naar haar ontbonden staat. Doch eenmaal in het licht geheven, Waart gij het niet, alleen haar beeld. De droom wordt ons - door God? door duivelen? - gegeven, Het dagelijksch geluk wordt niemand toebedeeld. Slechts wie, met God of duivelen, den dag wil léven, Die wordt verlost van wie zijn droomen deelt. Vorige Volgende