en bewustmaking van eigen wezen. Vorm is vormbereiking. Ornamentiek van abstracte lijnen is onwezenlijk, omdat elke vorm gebonden is aan organisch leven, dat zich in de vorm uitspreekt, verwerkelijkt, kenbaar maakt.
Deze vorm is einmalig (onherhaalbaar).
Het leven is niet anders te kennen, dan in de vorm, die het voortbrengt en waarin het bestaat.
En ook de geest verstaat slechts wat en in zover hij vorm geeft. Dit inzicht is essentieel voor het begrip.
Het ‘begrijpen’ is geen werken met begrippen; geen hanteren van iets dat gegeven is. Er wordt niet met begrippen gegoocheld: ze worden gevormd. Men hanteert geen gedachten: zij hanteren ons. Zij vragen om gestalte.
Het ‘verstaan’ verschilt alleen hierin van het ‘voortbrengen’, dat het geleid scheppen is: na-scheppen; het is een begrijpen van-binnen-uit; een meebeleven van het ‘gevecht om de vorm’, van de beweging van gedachte tot gestalte. Kennen is een zich her-kennen; tegelijk een co-naître ‘mee geboren worden’.
* * *
Het avontuur en de opdracht van elk leven is het zoeken van deze eigen vorm. Dit is werken en verwerkelijken; zeer bewust voortgaan. Want in deze arbeid is de beweging gericht op een doel.
Het gevoel kan hier geen zelfstandige rol spelen. In het gevoel worden we ons de beweging bewust.
Elke bewustwording is actie; zij 't passieve actie.
Maar het zich-bewust-worden en zich-bewust-zijn dezer beweging is geen voortgaan-tot-vorm; geen voortbrengen van werk.
Gevoel is begeleiding, die de melodie niet overwoekeren mag. In het gevoel is geen op-een-doel-gericht-zijn; en waar het gevoel (en dus de beweging) doel-in-zich worden, raakt het leven in zichzelf verward. Beweging heeft slechts zin, in zover ze tot iets leidt, richting krijgt; verandert en om-vormt.
Het gevoel is onmachtig tot arbeid; gevoelskunst is amorf en weerspreekt dus zichzelf.
Gevoel kan niet autonoom zijn; noch in 't scheppen, noch in 't na-scheppen, omdat het richtingsbesef (tot vorm) ontbreekt, waarin zich de wezenlijke onmacht toont.