| |
| |
| |
Boekbespreking
Het heilige leven, door Anna Hers. W.L. & J. Brusse, Rotterdam 1938.
Dit boek is weer een van die romans, die schrikbarend duidelijk de verwarring der geesten in dezen tijd demonstreeren. We zouden de bespreking ervan met enkele zinnen willen afdoen, indien het feit, dat een verhaal als dit kon worden geschreven en uitgegeven niet opnieuw onthulde, hoe ellendig we er aan toe zijn. Hier schrijft een vrij bekend auteur een verhaal, waarin ze de heiligheid van het leven schijnt te willen verdedigen. Dat zou men, op de titel afgaande, veronderstellen. Ze schijnt een roman te willen publiceeren, om daadwerkelijk mee te doen aan de kunstenaars-actie ‘voor geestelijke weerbaarheid’. Een wapentje, schildje of ex-libris tegenover de laatste bladzijde doet dat tenminste vermoeden. Maar deze schrijfster is niet alleen volkomen in gebreke gebleven, toen het erom ging menschenleven te herverbeelden, personen te teekenen en te beschrijven, toestanden en gebeurtenissen aannemelijk voor te stellen, doch ze schrijft bovendien een zóó erbarmelijke stijl, dat het onbegrijpelijk is, hoe een uitgever dit in koelen bloede kan accepteeren en uitgeven.
Het lust ons niet, de zonderlinge intrige van deze bizarre geschiedenis in den breede na te vertellen. Daartoe is het boek te onbelangrijk. Maar eenigen kijk op dit verhaal moeten we den lezer ter staving van ons oordeel toch geven. De schrijfster voert als een der hoofdfiguren een rechtzinnig Hervormd predikant ten tooneele. Hij wordt op blz. 100 als volgt voorgesteld: ‘Peter was bij zijn beroep naar Buurthoven ethisch evangelisch, wat zich nauw merkbaar ontplooide tot een rechts vrijzinnige richting met een herhaald terugvallen van een dogmatische beschouwing van de Schrift. Den laatsten tijd echter kookte en gistte het in hem, namen zijn gedachten al meer en meer een links moderne vlucht......’ Van zijn gemeente krijgen we de volgende teekening (blz. 151): ‘Eén waren ze geweest, nu bracht de Overkant de scheuring aan, die niet gewenscht werd en waarop slechts een zwak protest volgde. Het strijdt om in te gaan werd niet verstaan en ze lieten zich geheel overheerschen door dingen, die ze feitelijk verfoeiden. En toch te midden der intriges en kuiperijen die in Buurthoven onder het zegel van de Heilige Drieëenheid hoogtij
| |
| |
begonnen te vieren, ontwaakte in het beste deel der bevolking toch het besef van de gekruisigde Godheid. En het was dit deel, dat Peter bereikte als hij des Zondags het woord tot hen richtte in de volle overtuiging van zijn geloof, dat langzamerhand zich ontplooide boven de kerk’. Gemeente en predikant geraken met elkander in conflict. Een goed denkbeeld van dit conflict bieden de volgende regels (188): ‘......en (vader) had hem daarom ook niet gewezen, hoe hij door zijn huwelijk met Woutje Reffers op dit moment en onder deze omstandigheden zichzelf voor de classis bracht, daar waar Buurthoven al maanden zocht, dit te doen op grond dat Peter preekte in strijd met de leer van de Nederlandsch Hervormde Kerk. Voor dat bewuste feit schenen vooralsnog niet genoeg bewijzen te zijn, maar 't geval Woutje gaf immers de gemeente den stok in handen om toe te slaan’. Als later (blz. 212) de dominé voor de kerkeraad staat en verantwoording moet afleggen zegt hij, zijn weigering tot discusseeren toelichtende: ‘Omdat gij niet bevoegd zijt mijn theologische weerleggingen op uw beschuldiging te beoordeelen. En omdat de Schrift zegt: “Geeft het heilige de honden niet, noch werpt uw paarlen voor de zwijnen, opdat zij niet te eeniger tijd dezelve met hun voeten vertreden en zich omkeerende u verscheuren”.’ Een paar dagen daarna komt boer Dirk Geurt bij dominé namens de Gemeente. Hij vindt dat de predikant niet voor de classis moet verschijnen en niet de kans mag loopen, geschorst te worden. Die meening licht hij als volgt toe: ‘Wat God vereenigt heeft zal de mensch niet scheiden’, begon hij eenigszins plechtig...... Verder in 't gesprek lezen we 't volgende: ‘Maar het evangelie des Kruizes’, begon Peter weemoedig. ‘Dondert niet’, viel de oude Teunis, nu heelemaal uit zijn rol van kerkelijk afgevaardigde, in.
Men ziet: een duidelijke, prettige, geestelijk hoogstaande geschiedenis.
Aardig is ook 't probleem, waarbij ‘de heiligheid van het huwelijksformulier’ in 't geding is. Een dokter zal voor den schijn huwen met 'n meisje, zuster van Peter de predikant, die een kind verwacht. Als 't kind een naam en een vader heeft en de schijn gered is, zullen de echtelieden weer rustig scheiden. Peter de dominé maakt zich wel zorgen over de kerkelijke huwelijksinzegening, gedurende welke 't ‘heilig huwelijksformulier’ zal worden gehanteerd. Hij zelf zegent daarom 't huwelijk van zijn zuster niet in, maar een collega doet 't. Hierbij bedenke men, dat Peters vader in Hervormd Rotterdam een ‘vooraanstaand’ diaken is, een invloedrijk orthodox Christen heet.
Hoe smaakt den lezer dit vieze zaakje? Later huwt dominé Peter zelf even gauw met 'n meisje, 'n vroegere verloofde, uitsluitend omdat ze een kind (van een ander) verwacht. Zulk trouwen wordt tot tweemaal toe in 't boek verheerlijkt. De schrijfster heeft er aardigheid in, de verwarring zoo groot mogelijk te maken, door in Peter b.v. achtereenvolgens den mensch en den
| |
| |
dominé te laten spreken. Bij den dokter (Jaspers) spreekt nú eens de medicus, dan weer de mensch. En natuurlijk is ‘de zuivere menschelijkheid’ en ‘de zuivere rede’ telkens in 't geding. Dan krijgen we de volgende gedachten: (109) ‘Want zooals diep in de aarde het zaad ontkiemt, een verheven proces doormaakt van groei en tegengroei(!!), zoo (!) ontwikkelt zich in de diepte der menschelijke ziel de Goddelijke gedachte om naar buiten te komen en den toets van rede en openbaring te doorstaan’.
P.H.M.
| |
‘Toch in orde’, door Jo Ypma. N.V. J.H. Kok, Kampen. 1938.
Bauk Bosma - hoofdpersoon in dit verhaal voor oudere meisjes - is van Friesche komaf, woont in Rotterdam, heeft de H.B.S. gehad, leerde voor verpleegster, heeft 'n huishoudschool bezocht, wacht op een verpleegstersbenoeming en gaat in een kleine, Friesche stad de huishouding doen voor Moeders jongste broer, wiens vrouw een poos naar Davos moet. Ze voelt zich nutteloos en overbodig, verlangt er naar, zich nuttig te maken. Ze komt in een Geref. meisjesvereeniging terecht, krijgt ook kennis aan een jongeman, met wien ze de relatie evenwel verbreekt als ze verneemt, dat hij elders een verloofde heeft. Wat later ontmoet ze de broer van een vereenigingsrelatie, leert hem kennen en verlooft zich tenslotte met hem als eenige misverstanden zijn uit den weg geruimd en Vader en Moeder hun aanvankelijke bezwaren hebben overwonnen. Ziehier de hoofdzaken der inhoud van een boek, waarin een gereformeerd meisje van dezen tijd de hoofdrol speelt.
Het spijt ons zeer, te moeten zeggen, dat dit verhaal een ernstige teleurstelling voor ons beteekent.
Het aantal boeken voor de rijpende jeugd, dat door Christenen werd geschreven, is gering. Maar er zijn verschillende goede en een paar heel goede bij. Nel v.d. Vlis en Annie de Moor-Ringnalda zijn twee auteurs van Jo Ypma's leeftijd en zij hebben een reeksje boeken voor meisjes geschreven, die naar den inhoud zeer gunstig afsteken bij de tientallen zoogenaamd neutrale verhalen, die bijna alle op elkaar lijken als druppels water. Het is, sinds Gordeau schreef, de eer van menig ‘Christelijk’ jeugdboek geweest, dat het poogde het zieleleven van het kind en den puber te teekenen en beide hiergenoemde schrijfsters hebben dezen arbeid ten behoeve van oudere meisjes voortgezet. In hun verhalen leven jongemeisjes zooals we ze rondom ons hervinden: kinderen uit Christelijke gezinnen, die hun geloof dreigen te verliezen, die zich, met wat ze aan geloof bezitten of verwerven, àchter zich, schrap zetten om de velerlei moeilijkheden van het leven in dezen tijd het hoofd te bieden. Wat zoo bizonder waardeerbaar is in deze verhalen, is, dat daarin het geloofsleven wordt geteekend van jongemenschen, die ten volle den strijd om 't bestaan beleven, die midden
| |
| |
in de werkelijkheid staan. Die teekening is eerlijk, zuiver waarheidsgetrouw. Ze is wel eens burgerlijk, maar niet banaal, wel eens wat geforceerd, maar nooit wee-stichtelijk. Nu komt daar Jo Ypma met een stichtelijk verhaaltje over een jongmeisje uit een Gereformeerd milieu en ze beschrijft noch herverbeeldt ook maar iets van het innerlijke leven van dit kind. Ze doet wel alsof, doch komt op géén bladzijde verder dan burgermansgepraat, dan verhalerij over stemmingen en gevoelens, dan gepraat over toestandjes en gebeurtenisjes. Natuurlijk leeft er onder de Geref. jongemeisjes van heden allerlei problematiek. Natuurlijk is hetgeen 't meerendeel hunner beleeft aan liefdesromantiek evengoed een behoorlijke beschrijving waard als tientallen malen eerder soortgelijke romantiek ten deel viel. Maar aan de beschrijving, zoomin van de problematiek als van de liefdesromantiek is Jo Ypma ook maar in de verte toegekomen. Haar hoofdfiguur is een papieren kind gebleven met vrome, stichtelijke gevoelens en een karrevracht geestelijke liederen en teksten uit den Bijbel als geestelijke bagage. En wat ze heet te beleven komt in 't verhaal nergens uit de verf.
Een meisjesboek kan, al is 't naar den inhoud niet veel zaaks, al biedt 't geen levensverbeelding, al stelt het geen vragen en geeft 't geen antwoorden, tenminste fatsoenlijk geschreven zijn. We zijn er zoo langzamerhand aan gewoon geraakt, dat de auteur van boeken voor de rijpende jeugd er maar op los kletst en zich van de psyche zoowel als van de geestelijke gerichtheid en de strevingen der jongemenschen met een paar praatjes en frazen àfmaakt. Maar goed geschreven zijn althans diverse rijpere-jeugd verhalen. Zelfs dat kan men van Jo Ypma's flodderverhaal niet eens zeggen. Dat ze geen brok leven herverbeeldt, soit; dat ze geen karakter teekent, enfin, zelfs geen typen biedt, in vrede. Maar dat ze zóó onbeschaamd slecht durft te schrijven, zoo stomweg maar raak pent, neerkwakt wat 'r 't eerst in de gedachten komt, is ontoelaatbaar. Het is onverdedigbaar voor ieder, die zijn handwerk met de pen respecteert, 't is onverantwoordelijk zéker voor iemand, die haar verantwoordelijkheid als auteur, als Christelijk schrijfster te meer, behoorde te beseffen. Iemand, die, door zoo te schrijven als Jo Ypma, toont, dat 't jonge publiek tot wie ze zich richt, zoo volmaakt niets voor haar beteekent, deed beter, maar niet te schrijven. Hier zijn een serie bewijzen uit vele, om te toonen, hoe intens slecht Jo Ypma schrijft:
‘Om haar mond krampt het’ (5). ‘Het gevoel van ongeweten onaangenaamheden bekruipt haar’ (5). ‘In haar had het gestaan’ (7). ‘Om te zorgen, dat hij niet vervalt in de piekeringen’ (7). ‘Het lange meisjeslichaam knakt weer in elkaar’ (6). ‘Hoe je vroeger van de booten verhalen wist te doen, waar ze vandaan kwamen’ (9). ‘Uitkijken naar toekomst-idealen’ (9). ‘Sterk zien de twee ogen in elkaar’ (11). ‘Waarom gaat u zoo weg stormt het in Bauk’
| |
| |
(21). ‘Hij probeert een knipoogje van verstandhouding naar Bauk te zenden, maar de knop van haar stoel vangt hem op’ (33). ‘Blank ziet ze hem aan’ (33). ‘De roes van de auto, van het onverwachte is over haar gekomen’ (35). ‘Dan huivert ze dieper in elkaar’ (34). ‘In de stille gebeureloosheid’ (43). ‘Ik ben Bauk Bosma en zou komen bij haar vanavond’ (49). ‘Zijn mond trekt hard’ (49). ‘lefke heeft weer Johannes de Heer op 't orgel gezet, waarom’ (51). En zoo maar voort tot bladzijde 140 toe! 't Laatste stijlbloempje toont, dat Jo Ypma lak heeft aan vraagteekens. Dat heeft ze aan alle leesteekens en zoolang ze kan voortschrijven zonder een nieuwe zin aan te vangen, doet ze 't ook!
Jo Ypma moest feitelijk een flinke schrobbeering krijgen van de Christelijke Auteurskring!
P.H.M.
| |
Paps, door F. de Sinclair. Utrecht, A.W. Bruna & Zn.'s U.M. N.V. z.j.
Paps is de welgestelde middenstander, die achtereenvolgens drie echtgenooten ten grave droeg, maar nog levenslustig genoeg is om aantrekkelijk te zijn voor drie schoonmoeders. Een zonderlinge situatie, in het creëeren waarvan de Sinclair blijkens vroegere proeven zekere kracht vindt. Paps leidt z'n schoonmoeders om de tuin door een employé onder chaperonne van een zijner dochters mee te nemen op een vacantietocht naar Zwitserland. Veel gekakel en gekonkel is 't gevolg van deze manoeuvre en de Sinclair zou niet zijn, wie hij is, indien dat kwaadspreken en kwaadbrouwen niet alleraardigst, chargeerend door hem werd geteekend. Een malle constellatie brengt malle complicaties voort, maar natuurlijk heeft 't verhaal een passend slot. Paps blijft weduwnaar, of, in de taal van schrijver en sujet, ‘zijn vrijheid behouden’.
P.H.M.
| |
De roode Donau, door Antol Maros. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon.
Antal Maros is een in Nederland wonende Hongaar, die naar zijn boek te oordelen het Nederlands behoorlijk machtig is.
Er gebeurt veel in dit lange verhaal, dat tijdens de oorlog en de Hongaarse revolutie speelt. Aangrijpend is de schildering van oorlogs- en revolutie-ellende vertelt het omslag, hevig zouden we met meer recht kunnen zeggen. Er gebeurt veel en velerlei in de roman van Maros, het kost moeite een verhaalgang te ontdekken. Meer dan een roman, is ‘De Roode Donau’, een lange rij beschrijvingen van oorlogs- en revolutie- en ander wee, die we in andere boeken al eens net zo of ongeveer zo menen gelezen te hebben.
H.S.
|
|