Opwaartsche Wegen. Jaargang 17(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] [Gedichten van Fr. H. Maade-Kuyper] Fr. H. Maade-Kuyper Wandeling Waar wij voorbij de laatste huizenblokken - uitloopers van het steen-massief der stad - de ruimte intreden, spant de hemel glad. 't Is Zondagmorgen. Ergens luiden klokken. Wijd-open verten schijnen ons te lokken, uit alle dalen immers voert een pad naar toppen, die wij hebben liefgehad, waarlangs w' ook nu - bevrijd - zijn uitgetrokken. Om te hervinden wat zichzelve bleef: de lichtval van den morgen over 't water, waarop de wind het eeuw'ge teeken schreef. Om te bezitten met het hart. Niets gaat er uit boven een illusie, die ons dreef en de herinnering eraan voor later. [pagina 138] [p. 138] Fr. H. Maade-Kuyper Chrysant Die mij stil tot vreugde zijt in den ban van herfstig duister, kleine zon, wier gulden luister door mijn somb're kamer glijdt. Leer mij in den drang gelooven dien gij simpel volgen dorst, waardoor gij zoo fier daarboven 't ruige blad uw bloemkroon torst. Leidt mij ied'ren twijfel uit, die der ziele bloei kan krenken, en doe mij het Licht gedenken waaruit kracht tot groeien spruit. Vorige Volgende