Opwaartsche Wegen. Jaargang 17(1939-1940)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] [Gedichten van C.Ch. Goslinga] C.Ch. Goslinga Kaïn Ik nam een steen en sloeg in wilde woede Mijn broeder tegen Uw gevloekte aarde. Maar o de schrik, toen ik naar 't lichaam staarde Dat levenloos op dorre grond verbloedde. Is dit de dood? O God, wie kon vermoeden, Dat zó mijns vaders vloek zich openbaarde? Is dit mijn daad? O God, die niet verhoedde, Dat ik in breidelloze drift ontaardde! Daar ligt hij als te vroeg geplukte vrucht. En van zijn lippen, die om vrede baden, Is nu zijn ziel tot U omhoog gevlucht. Over de wereld daalt een zwarte wade: Uw barre dood gaat rond zonder gerucht...... Mijn misdaad is te groot voor Uw genade. [pagina 134] [p. 134] C.Ch. Goslinga Eliza Hij wist: de dagen kwamen en vergingen Vol wonderen, van huiverend bekoren. Die hij aanvaardde, in ontzag verloren, Maar met de onrust van bespiegelingen. God wilde hem met wonderen omringen: De zon, de wolken en het kiemend koren. Want wat een ander zag als daagse dingen, Bepeinsde hij, bij 't trekken van de voren. Zó stuurde hij eens door 't weerbarstig land, Dat openscheurde om 't leven te verteren, Het glimmend kouter met gespannen hand. Toen viel Elia's mantel op hem neer en Zich snel ontschoeiend op het brandend zand Wist hij zichzelven een profeet des Heren. Vorige Volgende