Opwaartsche Wegen. Jaargang 16(1938-1939)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 606] [p. 606] [Gedichten van Th. van der Leek] Th. van der Leek De denker Een iaatste maan schijnt killer langs den grond. Het dode licht kruipt verder, tot mijn mond Vervloeking spreekt: o dode eenzaamheid Van eigen denken, landschap op de maan. Geen zon, geen groen, geen bloemen, gans ontdaan Van alle regen, God en mens ontheven. Waar is uw zonderlinge troost gebleven Voor mijn bestaan? Toen ik gerust was in mijn binnenst ik En denken kon de starre roerloosheid Van een gestalteloze eeuwigheid, Verrukte soms, naar buiten blind, mijn blik Een eigen licht en schitterde rondom En altijd verder, tot mijn leven klom In hemelsferen van een niet vergaan, Een altijd blijven. Wie zal ooit verstaan Dat diep besef van leven in één vlak Met God's geheimen? Onder 't eigen dak Als gast t' ontvangen Hem, Die mij omsloot. Door eigen weten op te staan uit dood. Te zijn als God. Te kennen goed en kwaad. In Hem te zien ons redelijk gelaat Als in een spiegel, die van eeuwen is? Er is in mij slechts één gedachtenis: Lang was ik met mijn eigen god vereend. Nu heb ik lang om deze dood geweend. [pagina 607] [p. 607] Th. van der Leek Aan een mens Ga niet ter rust, de nacht is vol gedruis. Sluit met uw blinden niet de bliksem buiten En blijf niet achter de beslagen ruiten, Waarbinnen g' alles nobel overpeinst En bouwt een wereld van gedroomd geluk En overwint het kwade en 't verdriet. Uw kamerruimte is het leven niet, Straks, onmedogend, breekt het venster stuk. Dat gij voor 't onverholen noodlot deinst, U veilig stellend binnen 't eigen thuis, Is dat het hoogste kunnen van den mens? Weet van voorhanden eeuwigheid de grens Dit laatste huis. [pagina 608] [p. 608] Th. van der Leek De bloem Als 't paradijs ze schept Zo blank en ongerept, Ligt er een bloem bij scherven. De mensenvoeten gaan Langs hun versnelde baan, Waar ieder lied moet sterven. Ze trapten alles stuk Bij 't vechten om geluk, Dat wanhoop zou verdoven. Soms heeft er een gebukt En zag en stond verrukt, Omdat hij kon geloven. Vorige Volgende