Opwaartsche Wegen. Jaargang 16(1938-1939)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 596] [p. 596] A. Marja Het vers Weer kom ik daar, waar gij niet mee kunt gaan: vrouw, ik verlaat u, en betreed de brug, nog nimmer ging mijn voet zo vast en vlug en spoelde 't water blanker kiezels aan. Reeds heeft der dagen grauwheid, die zo stug en moe ons maakt, in dit licht afgedaan, vrouw, zie mij niet bedroefd, verwijtend aan: dit heelt ook u, en ik keer snel terug. En wat ik pluk en meebreng, zie, het blinkt, 't licht, dat ik ving, straalt op u af en zinkt diep in uw ogen, die nog donker staan...... Nu breekt de brug, ik keer terug, verblind en tastend, tot 'k uw lieve handen vind, om als een kind weer naast u voort te gaan. Vorige Volgende