Opwaartsche Wegen. Jaargang 16(1938-1939)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 576] [p. 576] [Gedichten van C.Ch. Goslinga] C.Ch. Goslinga. Moria Zij gingen saam; de jongen vlug Als jongens zijn, zonder gedachte Aan een wreed lot; de vader stug, Zwijgend van drie doorwaakte nachten. Nu was de reis ten eind; hij wachtte En blikte op zijn weg terug. Maar Izak boog zijn sterke rug En nam het hout en lachte! Zo gingen zij te saam; het vuur Brandde in Abrams oude handen. De berg was als een vestingmuur. Hij zag omhoog: de zon, de wolken. En naar omlaag: de bleke landen. Hij zou een vader zijn van vele volken. [pagina 577] [p. 577] C.Ch. Goslinga. David en Bathseba Hij zag haar lichaam weelderig bewegen, De volle vormen blank in avondrood. En uit het duister van haar kuise schoot Kwam hem een lokkende belofte tegen. Zij was zich niets bewust en stond en goot Het lichtend water als een kille zegen Op 't warme vlees; en als een kind genoot Zij lachend van die klaterende regen. Elk klein gebaar verzadigde zijn ogen. En elke lach was luchtig, als een geur Van verre bloesem, door een wind bewogen. Maar toen zij onbevangen opwaarts zag, Brandde de schaamte weg, met felle kleur, De schuldeloze luister van haar lach. Vorige Volgende