Opwaartsche Wegen. Jaargang 16(1938-1939)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 574] [p. 574] [Gedichten van C.J. van Geel] C.J. van Geel. Nog schooner dag Zweeft in het waas der late nachten reeds zilvergrijs, dan gaan, bij 't spel van droom, de zwarte nachtgedachten en naakt het nieuwe daglicht snel. Aleer de jonge dag gaat leven, blijft het een oogwenk nog zeer stil, omdat het nevelwaas ook even in 't dagbeginnen toeven wil. Maar spoedig gaat het weefsel scheuren. Steeds milder vloeit het licht der bron en zelfs ziet men de doffe kleuren hel schaterlachen in de zon. Een wijle slechts, en wij ontdekken wat het beneveld oog nooit zag. Dan zullen wij elkander wekken tot opstaan in nòg schooner dag. [pagina 575] [p. 575] C.J. van Geel Kwatrijnen Aan alles went men op den duur, aan droeve doening, drukke praat - van niets raakt men meer overstuur dan door wat stilte in de straat. Ik ging naar school maar heb er niets geleerd, ik ging op reis maar keerde weer gedeerd, ik ben mijn zelf nu stilweg ingegaan en leerde toen èn mensch èn dier verstaan. Ik hielp hem vaak de lasten dragen - hij was een man zeer te beklagen. Thans rijdt hij in een eigen wagen voorbij. De ruiten zijn beslagen. Vorige Volgende