Opwaartsche Wegen. Jaargang 16(1938-1939)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 554] [p. 554] [Gedichten van Ab Visser] Ab Visser. Aan een dichter Blijf gij mij verre en mijn liefde wint. Hoe zou ik zoeken u te vinden En delen met uw vele vrinden, Wat ons dán scheidt en nu nog bindt. Mij spreekt gij aan in beek en wind. Gij toeft in geur van roos en linde. Blijf gij mij verre en mijn liefde wint - Komt gij tot mij, zij zal verzwinden. Hoe zal men hecht' aan wat ontbindt! Als eens uw ziel zich los zal winden, Treuren uw vele aardse vrinden, Maar ik zal groter vreugde vinden - Blijf bij mij verre en mijn liefde wint. [pagina 555] [p. 555] Ab Visser. Aangespoeld lijk De zee heeft hem aarzelend teruggebracht, Als lege doos op 't strand geschoven. Een kleurige kwal raakt zijn wangen zacht En een vogel klapwiekt er boven. Zo kan soms, zijn wreedheid zich onbewust, Een kind, na met iets kort te spelen, Er zich, met een achtloos gebaar, zielsgerust Van ontdoen, als het spel gaat vervelen. Heeft hij, die daar ligt, hier eenmaal gestaan, Glanzend en kloppend van leven? Heeft hij zijn armen wijd opengedaan, Zich vol vertrouwen gegeven? Nu wijkt naar haar dreunende einder de zee En lààt hem, in schuimzilvren spangen. Wie neemt straks dat loze omhulsel mee, Nu aarde noch zee het verlangen...... Vorige Volgende