| |
| |
| |
L.A. de Eerens-van Winkoop
De zeis
Het was nog vroeg in den morgen, toen het gras in den tuin werd gemaaid. Vooraf had Simon, de Javaansche tuinjongen, het gereedschap scherp geslepen; wit en glinsterend blonk het gebogen mes in het donkere handvat. John had den inlander weg zien trekken naar het veld en hij was hem achterna geloopen, om naar het werk te kijken.
Hij was een kleine, blonde jongen van zeven jaar, luchtig gekleed in een wit zomerpakje, zijn bloote voeten in sandalen. Diepblauw en gloeiend van zonnehitte was de effen, Indische hemel; de aarde lag korrelig en lauwwarm in dien sprankelenden gloed.
Daar zwaaide de tuinman de zeis en sneed met een suizelend geluid het hooge, dichte gras, dat neerzeeg in losvallende, sterkgeurende halmen. De kleine John danste en huppelde in speelsche kringetjes om den bruinen werkman heen.
Hij voelde zich zoo licht en vroolijk, dartel als een vlinder en verlangend naar spel. Verwachtingsvol stoeide hij in het morgenlicht, nauwelijks nog wetend waarmee hij zich zou bezighouden, simpel genietend, in de rustelooze bewegingsdrang van heel jonge kinderen. Plotseling nam hij een aanloop en sprong, juist toen de zeis de halmen scheerde, in een boog over het blinkende staal. Dat was een spel!
Hij lachte luid; overmoed tintelde in zijn lichte oogen. Op de teenen van zijn smalle, elastische voeten danste hij achteruit en begon vol vreugde aan een nieuwen aanloop.
- Ach......, niet doen......, klonk dof en langgerekt de stem van den bruinen Simon. Hij liet de zeis langzaam zinken. Zijn blauwachtige lippen weken in verbazing uiteen; zijn donkere oogen speurden een moment argwanend naar dien rusteloozen, blanken knaap. Dan spoog hij gelaten in zijn magere handen en vatte den steel opnieuw.
Het kind had niet geluisterd. De doffe, vermanende stem was een voorbijgaande klank geweest......
Opnieuw maakte hij snelle, trippelde bewegingen, als een lenige aap, die zijn staart tracht te grijpen, lachte zonnig en lichtzinnig en sprong dan onverhoeds opnieuw, dwars over de glinsterende scherpte van de zeis, die het gras suizend doorkliefde.
| |
| |
De inlander bedwong nauwelijks een onthutste schreeuw. Dan sloot hij zijn mond en zweeg. Want behalve jong, was hij verre van schrander. Bovendien was een gevoel van sportieve bewondering zijn hart binnen geslopen, omdat hij meende, dat het spannend was en moedig, zooals de tengere knaap, licht als een veer, den gevaarlijken sprong waagde, vreesloos rennend in zijn aanloop, met wuivend, blond haar en fladderende kleeren. Toen hij de zeis opnieuw zwaaide, voelde hij, dat hij deel nam aan dat wilde spel, dat hij er een opgewonden genot in had, terwijl in zijn oostersche ziel de berusting klaar lag, om elk noodlottig gevolg fatalistisch te aanvaarden. Het gras was zacht en vol, een verrukkelijk tapijt van levende, buigzame halmen. Het jongetje werd bezweet; zijn smal, gebruind gezichtje, onder het vlasblonde haar kreeg een donkere blos van emotie en trots. Hij schreeuwde onder het springen; hij rende de zeis tegemoet, veerde er juichend overheen en vloog ademloos terug voor den volgenden stormloop. Onder een boom zat een loome, roodbruine kat, doodstil op haar buik, dat spel te bespieden......
Viermaal......, vijfmaal......, toen gebeurde het onvermijdelijke. De zeis had het blanke been gegrepen; het kind gilde en viel op den grond. Dwars boven de enkel gaapte een diepe snede, waaruit het bloed in een stroom tusschen het gras druppelde. De bruine jongen liet de zeis neerploffen, stootte een heesche noodkreet uit en vluchtte, met de armen omhoog, om hulp schreeuwend, naar huis......
John trachtte overeind te krabbelen. In een nerveuse schrik bemerkte hij, dat zijn gewonde voet hem niet droeg. Een klem greep om zijn hart; het begon heftig te kloppen. De overmatige warmte van zijn lichaam stuwde het zweet in parelende droppen door zijn huid. Het bloed uit de wonde vloeide sneller; het vormde een donkere, troebele plas, waarin hij zijn teenen, met de bleeke nagels, roode en angstwekkende dingen zag worden. Zijn lichte blijdschap was in hem neergeslagen; het was, of die vreugde plotseling tot een zware bekommernis was omgetooverd.
Verward begon hij op zijn ééne been naar huis te hinken, in een sterk verlangen, zich zoo spoedig mogelijk binnen de veiligheid van zijn moeders' zorgzame handen te weten. Hij keek om en zag, dat het streperig bloedspoor hem hardnekkig volgde. Ontzet bleef hij staan en riep haar luid, met een angstige stem. Maar de vrouw was hem al tegemoet gesneld. Zonder een woord tilde
| |
| |
zij hem op en droeg hem naar binnen. Handig wikkelde zij zuivere windsels om de diepe snede; haar lippen waren bleek. John klemde bibberend zijn handen om haar arm. Hij was bang. Maar huilen wilde hij niet.
De bruine Simon was schuw naderbij gekomen, hij keek verslagen toe, met hangende armen en open mond. De moeder gaf hem een kort bevel, waarop hij zich ijlings uit de voeten maakte.
Niet lang daarna stond een kleine auto ronkend op het tuinpad te wachten. Simon opende het portier. Het kind werd op de achterbank neergezet. Zijn moeder greep het stuurwiel en klapte de deur dicht. De wagen ronkte, nam een cirkelende bocht en gleed weg. Hoe snel ging dat alles......
Versuft staarde het jongetje naar zijn moeder's rug. Soms zag hij even een flits van haar lichtbruine handen. Als een schrijnend brandpunt gloeide de wond in zijn zwaar, gezwollen been, stijf in de geweldige witheid der windsels, die reeds door het langzaam doorsijpelend bloed werden bevlekt. Hij wilde nu wel huilen, maar vermande zich en drong zijn tranen weg. Hij had de stem van zijn moeder willen hooren, maar zij zweeg, want de auto reed snel en het fijne grint van den zandweg stoof in stuivende wolken rondom de wentelende wielen.
De huisdokter bleek afwezig te zijn, dus werd hij, verder weg, bij een onbekenden heelmeester binnen gedragen, een groote, donkere man, die een pikzwarte baard droeg, waarvoor hij bang was en een huivering moest bedwingen.
In een schaduwrijk vertrek werd hij op een leeren stoel gezet en hij onderging het als een droom, dat hij plotseling hier was, met een lamgeslagen been, in deze onbekende kamer, waar het koel was en stil en waar een geur hing van scherpe medicijnen. Hij voelde zich als een bevende muis tegenover dien donkeren vreemdeling, die instrumenten uit een glazen kast haalde en het verband van zijn voet ging loswikkelen. De stem van zijn moeder scheen van ver te komen...... Wat gebeurde er allemaal......, waren dit de gevolgen van een spel......? De windsels werden weggetrokken; nu sprongen de roode druppels opnieuw uit de wond en lekten in grillige strepen uiteen. Een kille angst huiverde langs zijn rug. Zijn moeder kwam naast hem staan, legde haar arm om zijn schouders en greep zijn hand. Gerustgesteld voelde hij hoe trouw en sterk haar hand was, hoe zij als een beschuttende muur achter hem stond en dankbaar glimlachte hij naar haar.
| |
| |
De behandeling duurde lang en deed pijn. Maar de kleine jongen gaf geen geluid. Hij bleef kaarsrecht zitten, onafgebroken starend naar de kale witte muur, waar vergeelde portretten hingen in gladde, zwarte lijsten, zoolang, tot hij merkte, dat de wond opnieuw met gaas was bedekt en hij herademend kon toekijken, hoe het verband in kunstige windingen werd vastgelegd.
Toen zij wilden vertrekken reikte de dokter hem een prachtige vrucht. Een oogenblik keek hij stil in de open kinderoogen, toen zei hij ernstig:
- Wees voortaan voorzichtig in alles wat je doet...... je bent nog jong, maar eens moet je toch weten dat èlke ondoordachte daad in het leven zijn kwade gevolgen heeft......
Maar John keek verrukt naar de wonderlijke vrucht in zijn handen en lachte zorgeloos. Hij keek omhoog naar de twee groote menschen; hij verwachtte op hun gezichten de weerspiegeling van een glimlach te vinden, maar hij ontmoette slechts de grijze, nadenkende oogen van zijn moeder en de donkere, weemoedige blik van den vreemden geneesheer, die hem bleef aankijken, tot hij met een blos zijn oogen neersloeg......
Daarna namen zij afscheid en gingen heen.
Thuis werd hij ontkleed en in bed gelegd. Hij kreeg melk te drinken, maar eten wilde hij niet. Hij voelde de kus van zijn moeder op zijn wang, haar hand, die liefkozend zijn haar wegstreek, terwijl zij hem aanried, nu eerst te gaan slapen. Toen zij was weggegaan sloot hij zijn oogen, maar in het besef dat hij nog klaar wakker was, opende hij ze dadelijk weer en keek onrustig de kamer rond. Voor het eerst in zijn leven had hij werkelijk pijn. Het was een duidelijk waarneembaar gevoel voor hem, een gewaarwording, die diep tot zijn bewustzijn doordrong, die zich van hem meester maakte, als iets dwingends, waaraan hij zich onverbiddelijk had te onderwerpen. Wèl begreep hij dat de verrukkelijke, vreugdevolle sprongen in het zonlicht hem deze pijn hadden bezorgd, maar nog weigerde zijn vurige kinderwil te aanvaarden, dat het ongeluk door zijn eigen schuld zou zijn ontstaan.
- Ik had bèter moeten springen, dacht hij......, hóóger en verder......, de eerste vijf malen ging het immers goed......
Er drongen tranen in zijn oogen, maar hij veegde ze snel weg, met de rug van zijn hand, als in verbeten trots, tegen dat, wat hem was aangedaan, tegen zijn wil, als een domper op zijn lust en zijn vreugde.
| |
| |
- Zou ik voortaan alleen zoete spelletjes moeten spelen? mokte hij, zou ik altijd eerst moeten bedenken, of het gevaarlijk is, wat ik wil doen? Moet ik als een meisje zijn......?
Dof klopte en hamerde het bloed in zijn been en de pijn schoot fel omhoog, tot in de kuit en het kniegewricht. Hij kreunde; hij voelde zich ontkracht en verbijsterd, door die plotselinge en nooit gekende stoornis. Hij wrong zich, als om de pijn van zich af te schudden, maar hij werd er door vast gehouden, dwingend, nadrukkelijk; hij moest er zich aan overgeven, er naar luisteren, steeds maar luisteren, tot hij zijn eigen, weerbarstige wil zou zijn vergeten......
De kamerdeur kierde open. Zijn jonger zusje keek om den hoek, lachte verlegen en kwam binnen. Op haar teenen, een nieuwsgierige blik in haar lichte oogen, sloop zij naar hem toe. Zij knielde op den grond, vatte de ijzeren bedrand tusschen haar handjes, wiegde haar lijfje speelsch heen en weer en bekeek haar broertje, zooals hij daar lag, nieuw en gewichtig, in zijn plotseling gewond zijn. - Heb je pijn? vroeg zij.
John knikte.
- Het is een gróóte wond, zei hij trotsch. Natuurlijk doet dat pijn! - Het is je eigen schuld, oordeelde het zusje misprijzend; je speelt altijd raar en gevaarlijk......
Zij zelf was een rustig, bedachtzaam kind, dat met poppen en bloemen speelde en kettingen reeg van gekleurde vruchtenzaden, die zij in doosjes verzamelde.
Het jongetje keek haar onrustig aan.
- Ik zal spelen, zooals ik wil, zei hij norsch.
- Je hebt laatst ook al mijn pop gebroken, toen je op het dak van de schuur bent geklommen! Je hebt haar op de steenen laten vallen en ze was heelemaal stuk...... En toen ik huilde heb je het niet gezien......; je hebt niet eens gemerkt, dat ik kwaad op je was......
John antwoordde niet. Maar de beschuldigende woorden van zijn zusje hechtten zich aan hem vast. Zij vormden, samen met dat gezwollen, brandende, onmachtige been een groeiende bedreiging, een innerlijke beklemming, die de spanning in zijn wezen nog deden toenemen.
Een opkomende koorts verhitte zijn bloed. Achter de huid van zijn wangen gloeiden prikkelende vuurtjes, die zijn kaken rood kleurden en hooger stijgend, zijn oogen deden branden.
| |
| |
De figuren van het behangsel schenen onrustig te bewegen. Zij groeiden tot dikke, deinende bergen en schrompelden weer samen in rafelige strepen, die zich tot grijpende vingers schenen om te vormen.
Het was, of hij de staalgrijze zeis opnieuw tusschen het groene gras zag liggen, maar het speeltuig was tot een blinkend wapen geworden, dat zich dreigend naar hem richtte. Als hij zijn oogen sloot herinnerde hij zich de pop, zooals hij haar in het vuur van zijn spel had meegevoerd naar het zinken dak. Zij was broos en breekbaar geweest, toch had hij ruw met haar gespeeld; zij was het bezit van een ander geweest, hij had het niet geacht......
In de wond klopte de pijn, een werkelijkheid, die sterker was dan zijn wil, machtig, in een onverbiddelijke noodwendigheid. Zijn overmoed scheen onder een grijze dekmantel verborgen te zijn. Bewust voelde hij spijt. Want de pop was te pletter gevallen op de bonte tegels van de galerij, waar de tallooze scherven van haar steenen hoofd door zijn bitter schreiend zusje waren bijeen geraapt...... Nu zat zij daar stil op den grond bij zijn bed en strikte de veter van haar schoentje. Hij kon met zijn hand haar blonde haar aanraken en hij deed dit, voorzichtig......, tot zij opstond en hem verwonderd aankeek.
Toen trok hij haar dicht naar zich toe, tot zijn mond bijna haar luisterend oor raakte.
- Hoor eens, zei hij zacht, ik moet je wat zeggen...... Het spijt mij zoo erg, dat ik je pop heb laten vallen...... Maar ik heb nog geld in mijn spaarpot......, daarvan zal ik een nieuwe voor je koopen, als ik beter ben......, net zoo'n mooie als die je had...... Het zusje trok zich voorzichtig terug.
- Ik heb liever de vrucht, die je gekregen hebt, zei ze, met de plotselinge begeerte van een kleine vrouw en zij wees naar het tafeltje naast het bed, waar het geschenk, in goud-glanzende schoonheid, op een blauwe schotel lag.
Een oogenblik keek John twijfelend en bedrukt.
Maar toen richtte hij zich op, glimlachte en legde de zware vrucht in haar handen.
Daarna ging hij stil liggen en sloot de oogen. Hij was moe; in een stille sluimer zou hij de pijn vergeten.
Maar er naderde hem iets zachts, iets warms, een handje streelde zijn hoofd. Hij opende zijn oogen, een seconde keken de kinderen elkaar aan, toen sloegen zij de armen om elkaar heen en kusten elkaar......
| |
| |
De rust van den naderenden slaap vloeide om hem heen; het scheen hem toe, dat hij wegdreef in een boot, over een diep, onbekend water. In een ijle werkelijkheid herkende hij, half wakend, de gestalte van zijn zusje, die zich geruchtloos naar de deur begaf; de vrucht droeg zij behoedzaam in de kom van haar handen.
Zijn oogen vielen dicht. Hij was ingeslapen.
Maar in de verborgenheid van het levende, kleine hart, had zich een ervaring neergelegd, die de eerste ongeremde vrijheid met bedachtzaamheid zou beperken......
|
|