Opwaartsche Wegen. Jaargang 16(1938-1939)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Bert Bakker De zelfmoordenaar zegt: I. Nu er niets meer valt te bederven - mij bedrinken, te dooden en te liegen, of een gespeelde liefde verzaken, mijn vrouw met duizend anderen te bedriegen -; en er niets meer valt goed te maken aan mijn naasten, noch vergeving te verwerven van de vele verstooten vrouwen en mijn ouders, die met mij braken, is het goed, is het beter, na al dit zondigen en zwerven mij te bukken en vrijwillig te sterven. Nog rest de vraag, op welke wijze ik uit dit leven naar het andere zal verreizen. Het andere! Maar is er een leven na dit leven? Achter de grens, die men dood heeft genoemd? Wie zegt mij, dat de kruiseling Christus mijn kwaad heeft verzoend En wie, dat wie God en Hem loochent, tot het vuur is verdoemd? Wie, vraag ik, is rechter? En wie kan vergeven en verwerpen? Gij? Gij? Gij, moeder, vader? Ik weet: ik heb alles misdreven en ben van duizenden overtredingen de dader. Maar niet één kan zeggen: hij is verloren; en niet één: het ware beter, dat hij niet was geboren. Want met allen, hier en overal, sta ik op één lijn. En met allen heb ik dit gemeen: mènsch te zijn. [pagina 15] [p. 15] II. Ik ben niet bang. Ik ben niet bang voor het stroomen van de rivieren, de snelle en meedoogenlooze. Ik heb den aard van mijn dood nog niet gekozen. Het kan met vergif, met de lus en met gas en ook met de kogel, die toch eens voor een ander bestemd was. Maar ik kies het water van den kleinen verborgen vijver in het plantsoen, waar de zwanen zwijgende drijven en hun vleugels vouwen en opendoen. Zijn weeke bodem wordt mij tot verblijf en ik heb reeds keurend zijn spiegel bekeken. Die zal ik breken, langzaam glijdende, met mijn lijf. Ik loop er op toe, rechtop en snel. En ik buig mij voorover. Hemel of hel? De hel of het leven? Wat ik ken, of niet ken? Het is mij om 't even, omdat ik in beide eenzaam ben. Vorige Volgende