Opwaartsche Wegen. Jaargang 16(1938-1939)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] [Gedichten van G. Achterberg] G. Achterberg Bloemen Bloemen, waarin wij bloeien zonder bodem, zijn onze leden in elkaar gevouwen en ons gelaat is niet meer te benoemen. Wij worden koning in elkanders bloed. Gronden, in schemering gehouden, met wind en eenzaamheid gevoed, vlijen zich open, horizonnen wijken en worden afgesponnen, er is geen landschap meer behoed voor deze eenige getrouwe, die overal zijn intocht doet. [pagina 13] [p. 13] G. Achterberg Bloed Bloed, drinkplaats van engelen en hinden. 's Morgens is geen spoor van hen te vinden. Dan enkel deze nagebleven woorden: dat ik vannacht toch duidelijk zingen hoorde. Om welke blijdschap is niet meer te weten: onder het vuilnis van den dag vergeten. Vorige Volgende