Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 420] [p. 420] [Gedichten van Theo van Baaren] Theo van Baaren God, werp mij niet... God, werp mij niet als een verrotte vrucht bij mest en slijk in Uw verbolgenheid, aanhoor nog eenmaal, wat ik biddend zucht: Ik wil, maar kan niet! ach, Uw heiligheid is veel te groot voor mij, Uw kleinste zoon, en wat ik doe, spreekt, wat ik wilde, hoon. Ik kan niet zelf. Wijkt Gij geheel van mij, spoel 'k dra aan land met winden en getij. [pagina 421] [p. 421] Theo van Baaren Slechts weinig geldt... Slechts weinig geldt van wat wij moeizaam dolven in langvergeten groeven van de tijd, het reine goud der eeuwigheid wordt schaars geteld, een dunne neerslag in de kolven, waar zich scheidt Gods edel erts uit slakken van de tijd. [pagina 422] [p. 422] Theo van Baaren In duizend dingen.. In duizend dingen zag ik U verschijnen, om duizend hoeken Uwe schim verdwijnen, in duizend nachten hoorde ik Uw stem, maar nu ik eenzaam door de branding zwem van 't hete leven tussen scherpe klippen voel ik mij alle zekerheid ontglippen en weet mij ver van Uw Jerusalem. Vorige Volgende