Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 393] [p. 393] [Gedichten van Jac. van Hattum] Jac. van Hattum Teist'rend dit.. Teist'rend dit - laat mij weer komen onder Uw verdiept gelaat en Uw handen weer genomen: Liefd' en Liefde's evenmaat, en vertrouwd zijn, en vergeten dat dit alles is geweest, en het af-zijn niet meer weten, waar het bij-zijn ons geneest. Bloesemsneeuw heugt niet het sneeuwen, dat haar knop hield ingebed, en de dag kent niet het schreeuwen van wie uit zijn nacht gered en, naar nieuw licht opgeheven, sprakeloos 't geluk hervond - en der smarten was gebleven diepste glimlach rond de mond - Laat mij weder tot U komen onder Uw verdiept gelaat en Uw handen weer genomen: Liefd' en Liefde's evenmaat. [pagina 394] [p. 394] Jac. van Hattum Geleverd En ik voor U, en Gij voor mij, en of voor ons de heêmlen zongen -; toen waaierden er addertongen en paden kropen naderbij en spinnen zweefden aan hun draad; een wind stak op in het donk'rend lover; een goede, gouden zon dreef over; en dan verloor Uw angst de maat; en wild hebt Gij U afgewend en mij aan dit gespuis geleverd, dat niets dan gal en alsem zevert en tot de hoogste Liefde schendt...... [pagina 395] [p. 395] Jac. van Hattum Gefaald En dat Gij nu nog ademhaalt met mij in deze zelfde stad; heb ik dan zo beslist gefaald, die alles voor U overhad? Ik hield U hoog in ieder lied; ik prees te roekeloos Uw naam; ik dacht m', als wind en ruisend riet, met U onscheidbaar saam: Ik droomde, achter 't aards bestand, met U, mij in een hoger staat: wij doolden door een eeuwig land, waarin de zon niet ondergaat. Ik wist geen einde aan 't geluk; ik dacht mijn vreugd' Uw deel gelijk; Gij wierpt de twinkelbeker stuk, den koning uit zijn koninkrijk. Twee straten werden eeuwigheid, die Liefde nooit meer overspant; de vale stroom van haat en nijd scheiden den balling van zijn land. Enclaves in éénzelfde stad-; en dat Gij hier nog ademhaalt; ik heb U meer dan liefgehad en toch in alles nog gefaald. Vorige Volgende