met zijn borende dieptepsychologie en zijn ontstellende jeugdcomplexen, mist ook Vestdijk nog te vaak het evenwicht van gestalte, verhaal en stijl. Zijn groter werk hindert dikwijls door de onbelangrijkheid van de ‘held’, naast de belangrijkheid van de op hem verrichte psycho-analyse; voor mij ligt Vestdijks hoogtepunt tot nu toe in zijn novellen.
Het heeft geen zin de zeer lange reeks van schrijvers op deze wijze na te gaan: het algemene feit bestaat, dat sinds de oorlog in elk der drie genres belangwekkende publicaties zijn verschenen; belangwekkender dan men zou opmaken, als men de beoordelingen las, die de dogmatici van het éne genre uitspreken over de beoefenaars van het andere; doch minder belangrijk, dan de genre-genoten van elkander menen. De weg naar de synthese, de opgang naar de gave veelzijdige roman, kan niet worden geforceerd. Wij kunnen enkel hopen, dat iemand hem plotseling ontdekken zal.
De wending, die er de laatste jaren vrij duidelijk te constateren valt, de wending naar een nieuwe romantiek, geeft niet de minste garantie voor een nieuwe bloei. Misschien integendeel. Wie de oorzaken nagaat, die het verschijnsel van de Romantiek bepaalden en bepalen, ziet eerder angst dan kracht, eerder vlucht dan strijd. De aandacht voor waarden van het verleden kán een verdieping betekenen, doch ook een bedwelming. Niet anders is het gesteld met de Nieuwe Zakelijkheid: de nuchterheid tegenover de dingen en tegenover de woorden kán leiden tot een simpele volkomenheid, maar ook tot volkomen simpelheid. Al deze onderscheidingen, hoe onmisbaar ook voor de literair-historicus, die zijn onbegrensde stof slechts overzien kan indien hij het ‘verdeel en heers’ weet toe te passen, raken tenslotte nimmer de wezenlijke waarden van de kunst, het zij dan poëzie of proza. Trouwens: van ‘stromingen’ zal ook de literair-historicus nauwelijks kunnen spreken bij de zeer geleidelijke veranderingen, die de literatuur der laatste jaren te zien geeft. Woordvoerders, die een richting inleiden en verdedigen, zoals Potgieter het de Historische roman, Van Deyssel het de Naturalistische deed, ontbreken volstrekt; er heerst, ondanks de mateloze productie, een zekere stilte. Is het de stilte vóór of nà de storm?