Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 370] [p. 370] J. van Hattum De maan (Fragment uit: ‘En ik diende......’) Vergeef de maan, de rust'ge Hemelmaan, dat zij niet, als de zon, kan op- en ondergaan in al haar volheid, maar de tijd in halten verdeelt en onderdeelt, naar schijngestalten: op gouden horens van een heil'ge stier spietst zij de tijd - het edelste kwartier - en beurt de wolkenflarden trots te voôr, de mantelslierten van een toreador - zo stout geen tocht - en waar geliefden gaan is dit genoeg, deêz phase van de maan. Zij wast en groeit tot een bleek-zilv'ren bol; lichtsluiers dromen neer; het dal stroomt vol; de bos-tra, waar de schalkse ritseldieren het vollemaanfeest op de mossen vieren, kraakt van een tred: geliefden zitten neder; daar juicht een stem, die is asgrauw van veder: het bos, het luisterbos, krijgt duizend oren; de nachtwind sluipt in 't spelende begin en luistert mee en houdt de adem in...... want dit is 't oudst en tederste verhaal: de zoete sproke van de nachtegaal. [pagina 371] [p. 371] Dan neemt zij af en buigt de horens om of schijnt er rustend in befloerste kom: der kroonjuwelen zuiverst diadeem, een dolend blad der gouden chrysantheem, een hemelsieraad - en geliefden gaan: dit is genoeg, deêz phase van de maan...... En zo verloopt die hoorn - het laatst kwartier - het duister toegenijgd sluipt het licht-schuwst dier en overvalt en pleegt de donk're moord; de oude bomen hebben het gehoord en strekken hulpeloos het duister in hun bange takken in een vraagbegin, 'n zich-afpijnigen, waarom dit gaat, dit lage sluipen en dit triest verraad, die overval, op wat zo argloos sliep en opsprong en in angst getuigen riep en hulp - en kreten vulden 't dal; en stom van schrik zweeg er de waterval, 't geruis hield in der zwaar beloof-de bomen: bij donk're maan was er de Dood gekomen, de sluipende en sloeg zijn wrede slag en veder vond en haar, de jonge dag, van wat er bloedde was een spoor gebleven; dan vroeg de dag de zin van Dood en Leven. Vorige Volgende