zonderlijke litteraire verschijningen ondergaan van andere litteraire verschijningen, niet overschat worden. Het is eer een gezamenlijk complex der letterkundige uitingen in zijn geheel, dat eenzelfden invloed ondergaat van buitenlitteraire factoren en zich formeert naar bepaalde internationale tijdsphenomenen. In dit licht moeten wij dan ook verschijningen als het na-oorlogsche expressionisme beschouwen, of het unanimisme, het simultaneïsme en het surrealisme, waarvan de laatstgenoemde drie echter blijkbaar zoo ingrijpend samenhangen met belangrijke wezenstrekken van de samenlevingen waaruit zij voortkwamen, dat zij in ons land maar sporadisch vasten voet gekregen hebben. Het expressionisme daarentegen, hoewel dood als ‘school’, werkt nog duidelijk na in de beide belangrijke stroomingen van het oogenblik, die wij, - correspondeerend met romantiek en realisme, - barok en zakelijkheid zouden kunnen noemen, stroomingen, die niet lijnrecht tegen elkaar behoeven in te gaan doch elkaar gedeeltelijk dekken, hoewel de eerste de expressie zoekt van een persoonlijk eigen visie uit, en de tweede naar zoo groot mogelijke objectiviteit der uitdrukking streeft.
Als wij van buitenlitteraire factoren spreken, die op de bovenbedoelde vormverbreking in onze letterkunde van na den oorlog van beslissenden invloed zijn geweest, dan geldt dit in de eerste plaats technische, maatschappelijke en wetenschappelijke factoren. Onder de technische factoren rekenen wij de film, die o.a. het simultaneïsme heeft geïnspireerd, en waarvan de invloed sinds dit beginstadium nog is toegenomen, in dier voege dat na de acoustische verarming in vers of proza, die de zwijgende film ten gevolge heeft gehad, de geluidsfilm weer de sonoriteit van het taalgebruik in haar natuurlijke vooraanstaande rol heeft bevorderd.
De groote maatschappelijke gebeurtenissen van dezen tijd, oorlog, revolutie, crisis hebben opnieuw het vraagstuk van de politieke tendentie binnen den litterairen gezichtskring gebracht, en meer dan dit ooit het geval is geweest werd het betoog tot kunstvorm verheven. Hiermede in verband staat de gelijktijdig ontstane persoonlijkheidscultus. De vertegenwoordigers van deze richting hadden (en hebben) met het bovengenoemde ‘barok’ gemeen, dat zij zakelijk en romantisch tegelijk waren, zakelijk in hun anti-aesthetisme, romantisch in hun verheerlijking van de persoonlijkheid als eenigen of voornaamsten maatstaf in de litteratuur.