Opwaartsche Wegen. Jaargang 15
(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
J.K. van Eerbeek
| |
[pagina 322]
| |
motorsloep naar de wal om de postzakken en de levensmiddelen te halen. Een paar agenten van de scheepspolitie in hun grappige uniform: witte mutsen, witte gordel, en de knuppel in de hand, liepen voor de matrozenkroeg ‘Le coq d'or’ op en neer... We zetten ons op een omgekeerde visschersboot op het pleintje en keken de haven, de zon, en de prachtige kleine matrozenkroegjes aan. Boven ons, honderden meters hoog, tornden de grauwe rotsen in de zon op: als lastige insecten kropen de kleine huizen op de flanken mee naar boven...... Een hydroplaan streek neer in de baai, het opspattende water was een schuimstreep... De wacht bracht de eerbewijzen; een trompetsignaal. De dofblauwe kever scheerde in een kring de haven rond...... liet zich dan, een dood houten ding weer, gewillig aan boord hijschen. Het was twee uur, toen ik Asunta afleverde aan de pouponnière. Het huis lag op de helling van de rotsen. We hadden geruime tijd moeten klimmen langs een van die aardige bergpaden. Het was goed, dat ik mijn matriaal had, want het was onmogelijk één kant op te zien, die geen krabbel waard was. Ik keerde terug naar de haven om haar een uur later af te halen. Ik zou dan meteen een ongezochte gelegenheid hebben het kind te zien. Goed drie uur klom ik weer naar boven en bereikte spoedig de crèche. Door een vermolmd hek kwam ik in de, voor deze rotsige streek, groote tuin. Het huis was gezellig...... (Huizen zijn als menschen: sommige winnen dadelijk het hart). Maar wat was het verwaarloosd. De voordeur had moeite zich te herinneren wat verf was. Een schel was er niet. Ik klopte, maar kreeg geen antwoord. Ik liep om het huis, en kwam in een kippenhok terecht...... of in een stal...... De ‘villa’ maakte de indruk van een verwaarloosde boerderij. In de tuin zwierf verveloos kinderspeelgoed. Eindelijk hoorde ik een stem boven me. Ik zag Asuncion met een oude dame, wier dik gelaat me op het eerste gezicht herinnerde aan dat van Mirabeau...... - Wel, gromde ik vroolijk - moet dat nog lang duren, daar boven? En zou er geen gelegenheid zijn, dat een gewoon sterveling ook eens iets te zien krijgt van de wonderen van de kinderkamer? De matrone keek me min of meer wantrouwend aan...... maar ze durfde niet weigeren. - Zou meneer m'n bébé even mogen zien, vroeg Asunta nog eens...... - Zeker, zeker, zei ze afgepast vriendelijk. En ik ging door de hal naar boven, de steenen trap op. U moet me Uw indruk zeggen, van het huis en van de nourrice, had Asunta me gevraagd. Nu, wat zou ik haar zeggen. De lage wanden van de kamer waren dicht bezet met kinderledikanten. In wiegen, gevoerd met gebloemd cretonne, lagen drie babies. Asuncion stond midden in de kamer met den kleinen José op de arm. En madame ‘Mirabeau’ hield zorgvuldig een moltondekentje om de dijen van het kind. Omdat het zich bevuild had, deelde ze mee. Ze zei dat op zulk een vergoelijkende toon, dat Asuncion haar niet durfde vragen, het kind te verschoonen. - Hij lijkt op z'n moeder, complimenteerde ik Asuncion. En ik loog niet. Een zekere koppige clownerie zat er in die donkere oogen: maar ze stonden scherp en zeker, die kijkers. | |
[pagina 323]
| |
Ik kan niet zeggen, dat Asuncion een bijzonder goed figuur maakte. Geen enkele geste, die het ‘moederinstinct’ verried. De matrone intimideerde haar geloof ik wat. Daarbij wist ze zelf niet al te goed, hoe met haar kind om te gaan. Veel jonge moeders hebben dat in het begin. Ze probeerde het kind te laten lachen, maar dat lukte niet. - Het kind ziet er heelemaal niet slecht uit, merkte ik op. - Vindt U, zei de matrone gretig. We zeiden nog een paar van die opmerkingen. Ook over de andere kinderen. Trouwens het was waar, wat we zeiden. De kinderen zagen er alle tien even verwaarloosd en...... even gezond uit. Wat geen wonder was, want het huis was bijzonder gunstig gelegen; men had daar volop zon en zeelucht. En een ongelooflijk ruim uitzicht over de haven. Een groote Italiaansche passagierboot voer juist statig de haven binnen. Maar de verwaarloosde toestand van de kinderen ergerde me, en ik begon de nourrice een opmerking te maken over het feit, dat de kinderen vuil in bed lagen. Ik keek de wiegen in, en zag, dat alle drie de zuigelingen even hard behoefte hadden aan schoon lijfgoed. Ik zag ook de andere kinderen aan. De oudste was een jongen van misschien zes jaar. Er was één kind bij met krullend haar en een bijzondere intelligentie in de oogen. Maar het leek of het gehypnotiseerd was. Al die kinderen hadden iets dofs, iets...... imbeciels over zich. Ik vroeg hun namen, en ik moest hun allemaal stuk voor stuk de hand geven. De kleinste, en ook de levendigste van het troepje, vergat ik, maar het kind pruilde, en ik herstelde de fout. Doch, zooals ik zei, de kinderen hadden allen iets gedrukts over zich. We namen de kinderen mee naar het raam, en toonden hun de zeeboot. - Die komt van heel ver, legde ik uit! En er zijn veel menschen aan boord. Zie je de rook die uit de schoorsteen komt? - Waarom ben jij niet op die boot, zei een glanslooze oudemannen-stem. Een paar doffe oogen keken me aan. En toch sluimerde er een buitengewone intelligentie in dat kind. Ik weet niet voor wat voor gruwelijk raadsel ik stond. Ik keek onwillekeurig achter me...... wat was er met dit kind gebeurd? Wat hadden ze met dit kind uitgevoerd? Hoe kwamen deze stakkers, die geen vader en voor het meerendeel ook geen moeder hadden, aan dit lijzige praten, aan die machinale gebaren, die doffe oogen. - Waarom ik niet op dit schip ben? Dat is me te duur geloof ik. Voor dit kind was ik even goed een vreemd voorwerp-van-buiten als die boot. - Waarom komt er rook uit die schoorsteen? - Omdat ze een kachel aan boord hebben. Dit antwoord beviel den jongen. Hij keerde zich om...... En ik zag dat het haar van het arme kind vol kleine witte stippen zat. Mirabeau stond met Asuncion te praten, en keek me aan, maar ze zei geen woord. Ik inspecteerde grondig alle kinderen - en ze hadden alle roode stippen op het lichaam en witte in het haar. Dit was te erg. Ik schijn een hartig woord gezegd te hebben. Mirabeau liep op me toe, haar stierenoogen waren rood beloopen en ze hield me haar vuist voor. Ze antwoordde voor ik gesproken had. | |
[pagina 324]
| |
- Qu'est ce que vous voulez, zei ze. - Denkt u, dat ik er een hospitaal van kan inrichten, van het beetje geld, dat ik voor deze kinderen krijg? - Veel of weinig geld, antwoordde ik: U heeft er voor te zorgen dat deze kinderen geen ongedierte bij zich hebben. Ik was woedend. Maar wat kon ik doen? Ik had noch rechten noch verantwoordelijkheid. En m'n eigenlijke bezwaar was niet gericht tegen de lichamelijke verzorging maar tegen de geestelijke verwaarloozing van deze kleinen. Ik begreep, dat er wel hier of daar in het huis een kelder, of erger, zou zijn, waar ze de schapen bang mee maakte...... Het is geen kunst om een kind te intimideeren. Men kan zelfs een sterk volwassen mensch vernielen, als men over z'n lichaam en z'n geest beschikt. Maar ik beheerschte me en ging verder met m'n onderzoek. Wat de beide vrouwen bespraken, weet ik niet. Ik wees de voorwerpen in de kamer aan, en vroeg de kinderen, hoe ze heetten. Ik kan niet zeggen dat de antwoorden me allemaal bevredigden. Maar origineel waren ze wel. - Wat is dat, vroeg ik, op de haard wijzend. - Het vuur, zei Popaul. - En dit. - Ik wees de ketel aan, die er op stond. - Het water, zei Popaultje. Popaul hield zich bij de elementen. - En dit. Ik wees het ledikant aan, waar het derde kind in lag. - De slaap, zei Popaul, en ik zag, dat het linkeroog van het kind in de wieg scheef in de kas lag, en het licht miste. De matrone stond al naast het bedje en legde bits uit, als om zich te verdedigen: - Het is zoo geboren. Op dit oogenblik trok Popaul me aan de mouw. - Wie heeft de kleine Micheline scheel gemaakt? Ik stond een moment verbluft te kijken...... Achtte m'n nieuwe vriend Popaultje mij speciaal geschikt om de voorraad van z'n conclusies aan te vullen: Maar ik ging niet accoord met zijn dialectiek van in elk gegeven geval een oorzaak en een gevolg te onderkennen. Ach, arme kleine Popaul, er blijven zooveel oorzaken zonder gevolg, en zooveel gevolgen zijn er, die absoluut geen aanwijsbare oorzaak hebben. Wat is de oorzaak van de dofheid van het eene oog van de kleine Micheline, en wat is de oorzaak van de dofheid van je eigen beide zwarte kijkers. Toen, omdat dat hoopje menschelijke ellende, daar in die vervelooze kinderkamer me op de keel sloeg, om me te verzetten tegen het neerdrukkende besef van m'n eigen onmacht, keerde ik me om naar Asuncion, die, haar kleine op de arm, glimlachend midden in de kamer stond. - De kleine José kijkt maar al naar u, zei ze. Had ze me meegenomen, om m'n belangstelling voor de kleine gaande te maken? Het ontroerde me, dat deze kleine moeder het van belang achtte, dat ik, precies ik, belang zou gaan stellen in dit kleine kind. Kleine Asuncion, ik weet, dat je op een keerpunt, een soort crisis in je leven gekomen bent, en dat je misschien meer dan iets anders, een klein beetje moreele steun noodig hebt. | |
[pagina 325]
| |
- Vergeet je kleine moeder niet - die heeft een en ander voor je over gehad, zeg ik tegen het kind. Die morgen, telkens wanneer we een kinderwagen passeerden, had ze gezegd: Zoo groot is mijn jongen nu ook...... - Kijk, zei Asuncion, - dit is de kleine Pascal, de bébé van het meisje dat tegelijk met mij in het ziekenhuis was. En ze nam het jonge kind uit de gebloemde cretonnen schelp...... Een prachtig kind met lichtblond haar, met zachte, min of meer trieste oogen. - Het is vier maanden geleden, sinds z'n moeder naar hem is wezen kijken, zei Mirabeau hard. Hemel, welk een intrigante, de oude Mirabeau. Het dunne droge grijze haar was geknipt in een jongenskop...... De kleine Popaultje stond in een houding, die wel ingestudeerd leek, tegen z'n pleegmoeder geleund. Hoe kwam het toch, dat ik niet veel meer dan een vertooning in die aanhankelijkheid zag? Er was iets mats in de manier van doen. Men kan een kind alles laten doen en zeggen, wat men wil...... Een kind kan beter comedie spelen en is geraffineerder in z'n spel dan een volwassene. Op een ingestudeerde aanhankelijkheid leek me dat lief-doen van den kleinen Paul. En nog sterker kreeg ik die indruk bij het volgende nummer van het program. Asuncion had me gezegd, dat de kinderen kwaad werden, als men er van repte, dat men een van hun ‘broertjes’ wou meenemen...... - Madame komt om den kleinen José mee te nemen, zei de matrone. Dadelijk stonden er twee kinderen voor de wieg van José. Nee nee, drensden ze...... En ze keken al toe, welke indruk hun woorden maakten. Nu - de truc was vernuftig gevonden. Maar ik geloof, kleine Asuncion, dat ik de invloed van deze obscure oude dame niet gunstig kan noemen. Straks, als je me vraagt naar m'n oordeel...... - Zal madame den kleinen José nu maar meenemen? En langzaam, met gelijk manuaal begonnen de beide kleine jongens een slaande beweging in de richting van Asuncion te maken...... - Wat denkt U van die mevrouw en die inrichting, vroeg Asuncion, toen we buiten gekomen waren. - Het komt niet op een dag aan, zei ik - maar beloof me, dat je je kind binnen drie maanden daar weg neemt. - Waar moet het dan naar toe? - Als je moeder het niet nemen wil...... dan...... dan zal ik een plaats voor José zoeken. - Maar wat denk je er zelf van, ging ik voort, terwijl we langzaam het pad afliepen, dat naar de stad en de haven diep onder ons voerde...... Hoe wondermooi was de wereld daar. - Wat ik er zelf van denk, zei Sprotje langzaam, we waren juist bij een school, een troep meisjes speelden in een kring op het pleintje achter het hek...... Ze bleef stil staan. | |
[pagina 326]
| |
- Kijk, zei ze, - ziet U hoe helder en hoe verzorgd die kinderen er uit zien? En ze wachtte op m'n antwoord. - Ja, zei ik toen. - Nu, telkens als ik een kind tegenkom als deze hier, dan zie ik de vuile kleeren van mijn eigen kind...... ...... De kinderen speelden verder. Ze hadden iets hemelsch over zich, zou ik haast zeggen; zoo onwaarschijnlijk proper en zoo goed gekleed waren ze...... En ik bedacht hoe vaak op een dag men op straat een goed verzorgd kind tegenkomt... |
|