Aanteekeningen over filmkunst
Mark Conelly en William Keighley: the green pastures.
Na vele en langdurige strubbelingen is de merkwaardige negerfilm ‘The Green Pastures’, naar het tooneelstuk van Mark Conelly, voor openbare vertooning in ons land goedgekeurd - zelfs voor jeugdigen boven 14 jaar. De titels zijn omgewerkt en enkele fragmenten, onder meer de schoonmaak in den hemel, waar de handeling zich voor een deel afspeelt, zijn verwijderd. Dit laatste valt te betreuren, het is onwaarschijnlijk dat een van zulk een innige devotie doortrokken werk als deze negerfilm, door profanie stootende fragmenten bevatten zou. Eenigszins te begrijpen is de houding van hen, die het geheele werk bij voorbaat als profanie, als een ‘neerhalen van het Heilige’ beschouwen, hoewel het ‘heilige’ in deze fraze slechts bepaald is door menschelijk denken en voorstellen. Tegenover de ernst en de humor waarmee de makers van deze film de religieuze denk- en voorstellingswereld der negers hebben verbeeld, moeten deze bezwaren echter verdwijnen.
‘The Green Pastures’ is de tweede belangrijke poging tot religieuze beleving op filmgebied. De eerste poging, Carl Dreyer's ‘Jeanne d'Arc’, is een van de schoonste voortbrengselen der Fransche avant-garde geweest. Voorts bestaan er verscheidene films - van Cecil de Mille; ‘Golgotha’ van Julien Duvivier - waarin een aan den Bijbel ontleende stof werd behandeld, films die mislukten door gebrek aan waarachtige bezieling. De bezieling waarmee ‘The Green Pastures’ gemaakt is, komt voornamelijk uit in het werk van den auteur van het stuk, Mark Conelly, en in dat van de neger-acteurs, van wie de voornaamste, Rex Ingram, op buitengewoon waardige wijze de rol van den Heer vertolkt.
Bijna alle films komen tegenwoordig tot stand in een werkgemeenschap tusschen auteurs, regisseurs, acteurs, camera-men, ‘cutters’ en ontwerpers van ‘speciale effecten’. Al deze medewerkers dienen elkaar wel zeer goed te verstaan, wil van hun samenwerking een gaaf kunstwerk het resultaat kunnen zijn. Zelden of nooit komt het dan ook meer voor, dat een film ons treft en ontroert uitsluitend door zijn zuiver filmische vormgeving. Een gunstige uitzondering signaleerde ik verleden maand in Dupont's ‘Forgotten Faces’, een film die in ieder onderdeel het stempel van zijn maker draagt. In ‘The Green Pastures’ is de filmische vormgeving secundair, waarmee niet gezegd is, dat het werk geen film zou zijn en de regisseur, de man van de ‘speciale effecten’ en de ‘cutters’ hun taak niet in den geest van auteur en acteurs verricht zouden hebben.