Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 260] [p. 260] Jan H. de Groot Het ontslag Nu treedt hij uit de lichtkring met zijn pet. (Een felle lamp schijnt dwars over de tafel.) Er is opeens een lichte geur van zwavel. De directeur zuigt vuur in 'n dunne cigaret. Hij zwijgt. Zijn hand is achtloos bij de navel der kleine bel, op vingerspitsen neergezet. Een mens keert om. Over het zwaar karpet Slepen twee voeten en een broekspijprafel. Hij had nog om genade kunnen smeken. Of moeten dreigen, vloeken, eisen met geweld. Maar op het laatst moment is hij geweken. Omdat een rotsblok niet het minst ontstelt van vuisten, die in wanhoop op hem breken. Een poot der vingerspin heeft zacht opnieuw gebeld. Vorige Volgende