Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] [Gedichten van G. Achterberg] G. Achterberg Over een leven.... Over een leven, weerstandloos, houd ik mijn leden opgericht; het graf ligt dicht, waarin ik mij den dood verkoos, omdat, wanneer de vlam zich richt, ik hier moet zijn en ademloos moet ondergaan de sterrenhoos, neerslaand in mij tot een gedicht. [pagina 193] [p. 193] G. Achterberg Laat mij.... Laat mij u tot een lied herleiden, dat er in zal geborgen zijn, uw nameloos verblijden, opdat het zal voorhanden zijn als ik niet meer kan onderscheiden wie ik tusschen de menschen ben. [pagina 194] [p. 194] G. Achterberg Laat ik u langzaam.... Laat ik u langzaam, ongeweld- dadig ontdoen van duisternis, nu uw verleden verloren is, waaruit geen naam meer welt. En zij voor uw vege mond gesteld, pril van den dood, dit naakte lied, en zing, want anders is u niet gegeven - en wordt niet ontsteld voor de komende tweede duisternis. [pagina 195] [p. 195] G. Achterberg Wij moeten slapen Wij moeten slapen en ook deze nacht ontwijken: in ons is geen geheim meer over om te vergelijken hoe nu de maan bloeit boven dood en leven: ik zie de naden op de bodem van mijn leven. En hierop is dit eenzaam lied geschreven: Wij moeten slapen en ook deze nacht ontwijken, om niet aan eigen wanhoop te bezwijken. Vorige Volgende