echter in opzet en woordkeus nog te zeer met het origineel overeenkomt om er niet ‘naar.....’ onder te zetten. Hij kan ook het vreemde zich zoozeer in overgegevenheid eigen maken, dat hij zoo dicht mogelijk het oorspronkelijke in bouw, klank en rhythme benadert.
Allerlei factoren kunnen hierbij bovendien nog in het spei zijn. Want niet alleen stelt de taal zelf zekere mogelijkheden en grenzen, daar een andere taal als het ware een ander palet is, maar ook de persoonlijkheid van den dichter-vertaler is hier een factor.
Zoo is het niet te verwonderen, dat het resultaat van De Molenaar's werk getuigt van een groote en boeiende verscheidenheid, welke aan verschillende categorieën van lezers een rijk materiaal voor beschouwing en bestudeering zal bieden.
De samensteller heeft een reeks vertalingen gegeven van de middeleeuwen af tot nu toe. Daarbij legde hij zich de beperking op geen overzettingen uit de Psalmen en uit omvangrijke werken op te nemen. Vooral dit laatste is te betreuren (voor een behoorlijke bloemlezing uit de Psalmvertalingen ware inderdaad een afzonderlijke uitgave noodig), daar het waarschijnlijk alleen hieraan toegeschreven moet worden, dat wij Vondel missen, de belangrijkste vertaler uit de 17e eeuwsche bloeiperiode onzer poëzie, die zelf de instructieve waarde van dit werk beseft heeft als geen ander, getuige o.a. de woorden in zijn ‘Aenleidinge’: ‘Kennis van uitheemsche spraecken vordert niet weinigh, en het overzetten uit vermaerde poëten helpt den aenkomende poeët gelijck het kopieeren van kunstige meesterstucken den schilders leerling’.
Trouwens, het historische deel van De Molenaar's werk geeft geen goede indruk van onze vertaalbedrijvigheid in vroeger eeuwen. Waarom heeft hij b.v. overzettingen naar de klassieken uitgesloten? Waarom is er zoo weinig opgenomen van iemand als Ten Kate (J.J.L.), die door zijn groote handigheid in het versificeeren soms uitstekend vertaalde? Hier ligt nog een gebied braak: een afzonderlijke bloemlezing van vertaalde poëzie tot '80 zou er samen te stellen zijn, veel systematischer en vooral vollediger dan De Molenaar gedaan heeft in zijn hiervoor al te kort bestek.
Van de modernen mist men met spijt het werk van Van Eyck en vooral dat van Verwey, die geen toestemming tot het opnemen van proeven hunner vertaalkunst hebben willen geven.
Over de keuze kan men, zooals gewoonlijk bij bloemlezingen, van waardeering verschillen. Van Boutens is er b.v. zeer veel opgenomen, hoewel lang niet al zijn vertalingen van een zekere gewrongenheid vrij te pleiten zijn. Vertalingen naar Rilke vindt men hier haast niet; toch, (zooals Jan Eekhout en schrijver dezes binnenkort hopen aan te toonen) zijn er van dezen dichter in de laatste tien jaar buitengewoon veel verzen in het Nederlandsch overgebracht, soms op voortreffelijke wijze. Ook Baudelaire is te weinig vertegenwoordigd. Zelfs al zijn de meeste vertalingen naar diens werk van de hand van Verwey, dan had toch b.v. wel Hendrik Mulder's overzetting van ‘l'Albatros’ opgenomen kunnen worden, welke trouwens, volgens het m.i. juiste oordeel van den Baudelaire-kenner De Smaele, beter is dan die van Verwey. Wat Hendrik de Vries van Poe's ‘The haunted Palace’ en ‘The Valley of Unrest’ maakte, viel mij niet mee; misschien is het jeugdwerk. In ieder geval zijn zijn Copla's (maar die kan ik niet in vergelijking met het origineel beoordeelen) veel sterker. Prachtig in elk opzicht heeft Slauerhoff Baudelaire's ‘Sepulture d'un poète maudit’ vertaald. Jan Engelman's ‘De Kerseboom’ is wel erg veranderd, vergeleken bij het origineel, dat veel minder zoet is. Billijk en instructief zou het zeker geweest zijn, wanneer naast Anthonie Donker's vertaling van Valery's ‘Le Sylphe’ ook die van Van Vrieslandt en Vlemminx afgedrukt was; billijk vooral, omdat Donker bij zijn vertaling van de beide andere gebruik gemaakt heeft. Van Hein de Bruin is er een uitstekend gedicht naar een Friesch origineel van Fedde Schurer.
Over 't geheel genomen moeten wij De Molenaar dankbaar zijn voor wat hij ons geboden heeft. Het was bovendien geen gering werk dit alles uit allerlei tijdschriften en soms weinig bekende bundels samen te lezen.
G.K.