Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] [Gedichten van Theo van der Leek] Theo van der Leek Waarneming Tusschen twee wolken hangt een roode maan. Een natte wind strijkt traag langs de gebouwen. Twee kleine menschen praten over trouwen. Dicht, arm in arm, tegen de muren aan. Hun sterk vertrouwen lacht om alle zorgen. Wat is de nacht, wat is een grauwe morgen Voor deze twee, die immers trouwen gaan! De wolken schuiven voor de roode maan. [pagina 142] [p. 142] Theo van der Leek Verdwenen land Makarion, in uw verrukte dagen Droomden wij allen van een eeuwig rijk Waarin wij vrij en onderling gelijk Elkander dienden naar ons welbehagen. Uw rozen geurden in ommuurde tuinen Waarin de glorie van den dag verglee. Daarbuiten dreunde tegen zware duinen Het wit rumoer der stormbewogen zee. Makarion, uw tuinen zijn vervallen, De golven hebben alles overspoeld. Uw diepste fundamenten losgewoeld. Waar eens de levensvriendschap is gegroeid Zoo vast en sterk geworteld heeft gebloeid Korrelt het zand zijn dorre duizendtallen. [pagina 143] [p. 143] Theo van der Leek Kinderwenschen ‘Daar schiet een hemelsteen brandend de diepte in! Zie je die sproeiende, wolkende werveling Alsof een vuur door een stormwind weer vonken ging? Suizende schittering...... weg is hij weer! Flitste een oogenblik door onze sfeer...... ‘Een ster verschiet. Dan mag je alles vragen. Ik vraag een appel...... Ik een gouden kruis...... Ik een paar schoenen, die me altijd dragen...... Maar wat vraagt vader?...... ‘Vader vraagt een huis’. ‘Een huis, waarin we allen kunnen wonen, Dat nooit verzakt en niet te huur komt staan, Dat niet verkocht wordt en niet afgebroken, Waar iedereen vrij in en uit kan gaan. Een huis, waarin des nachts geen zorgen spoken, De muur niet schimmelt en het dak niet lekt. Waar elk voor zich z'n eigen pijp mag rooken, Waar niets beduimeld is en niets gevlekt. En oud en jong kan daar z'n potje koken Er is voor allen en altijd genoeg. Daar worden niemand's oogen uitgestoken En geen, die tevergeefs om ruimte vroeg...... Helaas, dat huis is hier niet te bevragen. Dat hebben we elkander wel belet En ieder moet zijn kruis geduldig dragen...... ................................................................................. Maar 't is nu tijd! Kom, kinders, fluks naar bed!’ Vorige Volgende