Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] [Gedichten van Theo van Baaren] Theo van Baaren Verlaten stad De uitgestorven stad, door mens en hond verlaten, de grachten vuilig groen en stinkende naar kroos, de straten grasbegroeid, de ruiten troosteloos gebarsten en gebroken, daken vol met gaten, de bruggen ingezakt, de deuren rot en voos, een wrakke toren staat, belachelijk verwaten, nog tamelijk rechtop in een der oude straten met zijn ontpande spits, maar bramen, wilde roos en netels vullen reeds de parken en de pleinen, een kleurig uithangbord, hotel ‘De Gouden Os’, begint onder een korst van schimmel te verdwijnen, en aan de muren hangt het langgebaarde mos, de tuinen wild en woest, wat populieren kwijnen en laten langzaam aan hun zilvren blaren los. [pagina 134] [p. 134] Theo van Baaren Werelden zijn vergaan Werelden zijn vergaan, neergestort zon en maan, enkel God gaat zijn baan, rechttoe, rechtaan. Mens strijdt met mensenkind, man verraadt vrouw en vrind, ras teistert ras ontzind, maar God bemint. De‿aarde zal blijven rood, mens, dienaar van den dood, karig het daaglijks brood, maar God is groot. Ramp volgt op rampen weer, ernstiger elke keer, angst drukt de wereld neer, maar God is meer. Meer dan de zon of maan, meer dan een vrouw of vrind, meer dan de harde dood, Hij is: DE HEER! [pagina 135] [p. 135] Theo van Baaren Lauwerecht Hier is de avond niet verguld en groot, maar zeer onschijnbaar en onzegbaar pover, grauw stof bedekt het schriel en karig lover van een paar bomen, wachtend op den dood. De huizen hier zijn grauw en verveloos en onder 't juk der wrakke bruggen gaat er een traag en troebel, langzaam rottend water, de kinderen zijn gelig bleek en voos. De luchten zijn er altijd smal en klein, er hangt een reuk van vocht en duffe dingen, hier zou geen stem zijn vreugde durven zingen, waar alle dagen laag en donker zijn. Vorige Volgende