tusschen de beide ontgoochelde mannen bewerkt het nu eens niet banale ‘happy end’: Mitterer wijst zijn jongen rivaal op hartstochtelijke wijze op de heiligheid van zijn kunst, wier dienst hij zoo juist op zulk een roekelooze wijze wilde verzaken. Hij geeft hem het geloof in het leven terug en zijn philippica maakt ook in hemzelf iets vrij: zij verheft hem - in deze korte scene, waarin tevens het hoogtepunt van de film is gelegen, heeft Forst op waarlijk sublieme wijze een innerlijke strijd in film-symbolen weten om te zetten - boven persoonlijke sympathieën en belangen en zij wordt tot een machtig, aangrijpend pleidooi voor het ‘eeuwig jeugdig tooneel’ waaraan de film ook is opgedragen, Dat zijn kunst voortaan de adem van het-leven-zelf zal bezitten, we weten het, al laat de film in het midden of Mitterer op zijn aanvankelijk voornemen, van het tooneel afscheid te nemen, terugkomen zal. Het slot van de film voert de twee jonge gelieven in elkaars armen, hetgeen men conventioneel vinden kan, maar wat volkomen aanvaardbaar is als symbool voor de nieuwe levenshouding van den jongen acteur.
Voor ‘het groote publiek’ is dit alles misschien een vaak aanschouwd, vlot verteld liefdesverhaaltje (ook het gebruikelijke ‘liedje’ ontbreekt niet), maar inderdaad is Forst's ‘Burgtheater’ een der weinige films met een ‘achtergrond’, die er tegenwoordig zooal ontstaan. En het werk is tevens zoo verzorgd in zijn details, zoo beheerscht en rustig in zijn geheel, zoo goed gemáákt, dat men hier met volkomen gemoedsrust van een kunstwerk kan spreken. Het merkwaardige van de stijl dezer film is wel het gebruik der ‘theater-effecten’. Er is de heele film door een verspringen van ‘theater’ naar film en waar anders alle tooneel noodlottig is voor de film, is het hier als een wezenlijk, onmisbaar element erin opgenomen. Scenes uit Faust, Romeo en Julia, en Don Carlos, het theatrale in de figuren van Werber Krauss als Friedrich Mitterer en Willy Eichberger, een totnutoe vrij onbeduidend acteur die hier door Forst echter op voortreffelijke wijze is ‘gebruikt’, als de jonge tooneelspeler, het heeft alles meegewerkt om deze film tot een vloeiende eenheid, een boeiend spel tusschen levens-fictie en levens-werkelijkheid te doen worden. Men zou nog op de te nadrukkelijk komische rol van Hans Moser als de souffleur van Mitterer kunnen wijzen (evenals het liedje een tegemoetkoming aan het ‘publiek’?), over het algemeen is de sfeer van het voor-oorlogsche, Weensche theaterleven met zijn kleurige en dikwijls intrigante omgeving echter te suggestief verbeeld, dan dat deze rol aan het geheel al te groote afbreuk zou doen.
Anatole Litvak: Mayerling.
De film ‘Mayerling’ van den Russisch-Franschen regisseur Anatole Litvak, naar den gelijknamigen roman van Claude Anet en met als onderwerp het tragisch lot van den kroonprins Rudolf van Habsburg, die in Januari 1889 te Mayerling bij Weenen tesamen met zijn geliefde waarschijnlijk zelfmoord gepleegd heeft, deze film is nog eenige graden brillanter en men kan wel zeggen genialer gemaakt dan het hierboven besproken werk van Willy Forst. Er is reeds teveel over dit meesterwerk geschreven, dan dat ik hier nog eens uitvoerig erop zou willen ingaan. Maar het lijkt me belangrijk, op één ding de aandacht te vestigen. Niet belangrijk is, dat Litvak het historisch waarschijnlijk niet bij het rechte eind heeft, wanneer hij de liefde van Aartshertog Rudolf tot Maria Uetsera sterk idealiseert,