Opwaartsche Wegen. Jaargang 15(1937-1938)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] [Gedichten van Ab Visser] Ab Visser De dichter God heeft hem in zijn achtertuin gelaten, Daar jaagt hij speels de vlugge vlinders na, Hij puurt er honing uit de rode klaver, En slaat verbaasd het werk der mieren ga. Soms klimt hij in een boom en denkt: De wolken Die pak ik bij hun zachte flanken vast, En rijd de luchten door - maar eenmaal boven, Voelt hij zich door een wrange angst verrast. Hij weet zich plots van God en mens verlaten, En roept ontsteld naar alle einders heen. Maar spottender geeft telkenmaal de echo Met eigen stem terug: alleen - alleen! God heeft hem in zijn achtertuin gelaten; Daar leeft hij ver van alle liefd' en lust. Maar dikwijls schrikt een stem hem uit zijn spelen, Dan staat hij op, en zoekt, en vindt geen rust. [pagina 89] [p. 89] Ab Visser Regenbui Ik heb geluisterd naar de duizend talen, Waarin de regen met de aardedingen spreekt. Ik weet hoe elke regendrop veelmalen Zijn zelfde en enigst woord in and're stem versteekt. Wat bracht mij tot dit simpelste genieten: Het futs'len op een blad, het tokken in een ton, Een laatste drop in rimp'ling zien vervlieten, Nadat ze daalde - een vuurvlieg - in de zon. [pagina 90] [p. 90] Ab Visser Aan de schoonheid Aan Martin Leopold. Als lokkende meermin kwaamt gij u openbaren Schoonheid, die wist dat ik u niet kon wederstaan. Dat ik als brandende ballon u snel zou tegenvaren, In laaiend-schoon maar dadenloos bestaan. Gij wenktet mij steeds dringender - een weerloos kind - Volgde ik u langs fonkelende waterbaan. Los van compas en anker, door uw zang verblind Verviel ik uw betovering: gij liet mij niet weer gaan. Ik heb u toch gevonden - schijnwezen: klank en gloed. Uit smeltend licht en kleur heb ik u opgeheven, Maar grauw en vormloos zeegt gij aan mijn voet...... En onbereikbaar is de kust van het verlaten leven. Vorige Volgende